Gezien het nog zichtbare restant van de nimbus rond het gelaat, gaat het zeker om een heilige. Is het werkelijk Mozes bij het Brandende-niet-Verbrandende Braambos? Is het werkelijk de man die gehoor geeft aan het bevel van God en zijn sandalen uittrekt? Immers, de goddelijke stem zegt tegen hem: “Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waar gij staat is heilige grond.”
Al sinds het begin van haar oprichting organiseert de A.A. Brediusstichting te Hernen jaarlijks een intensieve icoonschildercursus van een week. De laatste 10 jaar staat de cursus onder leiding van de Roemeense schilder Cristinel Ioan Pâslaru. Enkele gedreven en trouwe cursisten kiezen ruimschoots van tevoren een icoon uit als thema van de cursus. Daarnaast zoeken de cursisten enkele varianten van de afbeelding bij elkaar. Dit jaar viel de keuze op de begin 13de-eeuwse, unieke en fraaie icoon afkomstig uit het Sint-Catharinaklooster in de Sinaï met de afbeelding van Mozes bij het Brandende-niet-Verbrande Braambos en Gods gave van de Wet via Mozes aan de mensheid. Op het eerste gezicht leek het een uitzonderlijk beeld te zijn. Hierdoor werd er niet verder naar vergelijkbare varianten gezocht. Dit is ten onrechte, zo zal blijken uit dit artikel.
Vrijwel dagelijks keek ik naar een afdruk van de uitverkoren icoon op mijn bureau en uiteindelijk realiseerde ik me dat de hier afgebeelde, jeugdige Mozes met zijn gladde wangen eigenlijk niet strookte met mijn voorstelling van een eerbiedwaardige profeet op een Byzantijnse icoon. Mozes werd volgens de overleveringen 120 jaar oud, waarvan hij de laatste 40 jaar van zijn leven doorbracht in de woestijn. De stenen tafelen ontving hij enkele maanden na de vlucht uit Egypte. Op het moment dat Mozes de berg Horeb opging, was hij al een grijsaard van een jaar of 80. Een afbeelding van hem in die context, zonder een baard van enige omvang en een doorgroefd gelaat, vond ik vreemd en zeker niet in overeenstemming met de in schilderboeken voorgeschreven beeldtaal die past bij een oude man. Deze overwegingen leidden tot een zoektocht naar een verklaring voor het ontbreken van gezichtshaar op onze icoon van de grootste profeet van Israël.
Waar ontstond onze icoon?
Onze Mozesicoon stamt uit het Sint-Catharinaklooster in de Sinaï, dat door zijn ligging in het onherbergzame zuiden van het schiereiland de Sinaï min of meer gevrijwaard is gebleven van islamitische aanvallen en overheersing en invloed. Tegelijkertijd is het klooster gevrijwaard gebleven van de invloed van het iconoclasme. Na klachten van de kluizenaars die zich in dat gebied gevestigd hadden, over aanvallen door nomaden werd het klooster in de 6de eeuw gesticht door keizer Justinianus I en ontwikkelde zich een eeuw later tot een toevluchtsoord voor christelijke gemeenschappen die zich bedreigd voelden door de snel oprukkende islam. Om de moslims met hun christelijke aanwezigheid te verzoenen zouden de monniken binnen de kloostermuren zelfs een kleine moskee gebouwd hebben: oecumene avant la lettre! Het verhaal van het Brandende-niet-Verbrandende Braambos (of doornstruik) en de stenen tafelen zou zich afgespeeld hebben bij en op de berg Horeb (volgens de meeste Bijbelwetenschappers synoniem voor Sinaï) op de plaats waar het klooster nog altijd staat en functioneert. Binnen de kloostermuren wordt een doornstruik in ere gehouden waarvan wordt gezegd dat die verwant is aan de brandende struik die Mozes zag.
Hoe zag de omringende wereld van het klooster eruit in de 12de/13de eeuw
Het Midden-Oosten werd overwegend bevolkt door aan de ene kant het joodse volk en kleine christelijke gemeenschappen en aan de andere kant door islamitische volkeren. Door de kruistochten sloten zich daar vanaf de 11de eeuw ook nieuwe christenen bij aan.
Voor islamieten betekende en betekent het scheren van een baard nog altijd ongehoorzaamheid aan Allah en zijn profeet Mohammed. Het dragen van een baard met een redelijke lengte is eenvoudigweg een religieuze verplichting: ”De boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegen zij met hem) vervloekte mannen die vrouwen imiteren en vrouwen die mannen imiteren (Mohammad ibn Ismail al-Bukhari, Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, 5546).”
Ook voor joden was het dragen van een baard de uiting en bevestiging van het geloof waartoe zij zich bekend hadden: “Priesters mogen hun hoofd niet kaalscheren en geen stukken uit hun baard knippen. Ook mogen ze geen tekens in hun huid kerven” (Leviticus 21:5). Anders dan de joodse priesters was het Levieten, die niet voortgekomen waren uit de stam van Aäron en de priesters bijstonden, verboden bij hun wijding een baard te dragen: “Je moet hen [de Levieten] besprenkelen met reinigingswater, en vervolgens moeten ze hun hele lichaam scheren en hun kleren wassen” (Numeri 8:7).
De grillige geschiedenis van de baard en zijn betekenis in vogelvlucht
De Oudheid: Egypte
De farao’s droegen aanvankelijk een kinbaard, later schoren zij zich en maakten bij ceremoniële gelegenheden gebruik van een valse, smalle, rechte kinbaard die met een riem aan het gezicht werd bevestigd. Omdat goden ook werden voorzien van een valse baard, denkt men dat die tevens de goddelijke status van de machthebbers benadrukte. Ook vrouwelijke farao’s, bijvoorbeeld Hapsjepsoet, droegen de ceremoniële baard als teken van macht. Gezichtshaar werd gezien als een teken van onreinheid. Niet voor niets schikte Jozef zich in de Egyptische gebruiken en liet zich uit eerbied scheren alvorens voor de farao te verschijnen: “…de farao gaf bevel om Jozef bij hem te brengen. Onmiddellijk werd hij uit de kerk gehaald, hij werd geschoren en kreeg schone kleren aan” (Genesis 41:14). De waarschijnlijk uit de koptische, Egyptische wereld afkomstige ruiterheilige Joris is altijd baardloos.
De Oudheid: Griekenland
Standbeelden van mannen met weelderige, goedverzorgde baarden laten zien dat de baard in Griekse ogen eerbiedwaardigheid, heldendom en bovendien een filosofische levensinstelling uitstraalde. Anders dan zijn krijgshaftige vader Philippus II werd Alexander de Grote daarentegen steevast als een ‘vergoddelijkte’ jongeling baardloos uitgebeeld. Hij gelastte zijn generaals en soldaten zich om praktische redenen te scheren. Een baard zou hen kwetsbaar maken in de strijd.
De Oudheid: Romeinen
Aanvankelijk droegen de Romeinen baarden, maar de volledig gladgeschoren veldheer Scipio Africanus (236-183) zette de toon voor een nieuwe mode. Dit wordt bevestigd door bustes en standbeelden van de Romeinse keizers, die voor het aantreden van keizer Hadrianus (76-138 na Chr.) zonder uitzondering baardloos waren. De baard van Hadrianus betekende weer een omslag in het modebeeld: tot keizer Constantijn de Grote herstelden de keizers de kortere of langere baard weer in ere, waarmee ze tevens suggereerden navolgers te zijn van de antiek-Griekse filosofen.
Algemeen gold voor de oudheid – en ook later – dat slaven en misdadigers geen baard mochten dragen. Zo zien we de ‘misdadiger’ Judas vaak zonder baard dood aan een tak bungelen! Overwonnen krijgsheren werden te schande gezet door hen van hun baardhaar te ontdoen. Jongelingen werden in afbeeldingen natuurlijk met gladde wangen voorgesteld.
Het Byzantijnse Rijk
Constantijn de Grote schoor zich, misschien in navolging van de in Byzantium populaire soeverein Alexander de Grote, ook om praktische redenen. De heidense keizer Julianus Apostata ging weer over tot het dragen van een baard. Van Justinianus I kennen we alleen baardloze afbeeldingen (ook het merendeel van de leden van zijn entourage op het beroemde 6de-eeuwse mozaïek in de San Vitale te Ravenna is overigens baardloos). Portretten van latere Byzantijnse keizers tonen hen weer met baard.
West-Europa in de middeleeuwen
In tegenstelling tot de oosters-orthodoxe priesters was het westerse priesters verboden een baard te dragen. Voor de religieuze ordes lag dat anders. In de profane wereld was de baard nu eens in zwang, dan weer passé. De kruistochten brachten bebaarde en baardloze westerlingen naar het Midden-Oosten. De laatsten gingen echter later in de loop van het voortschrijdende proces van assimilatie met de inheemse bevolking soms ook weer baarden dragen. De baardloze Joris was onder de kruisvaarders uitzonderlijk populair en zijn beeld deed door hun toedoen zijn intrede in het Westen.
Het is opmerkelijk dat de argumenten voor of tegen het dragen van een baard veelal op hetzelfde neerkomen! Pro: de baard staat voor religiositeit, moed/mannelijkheid, macht en eerbiedwaardigheid. Contra: religiositeit, moed, macht, eerbiedwaardigheid en reinheid.
Hoe zag de profeet Mozes eruit, voordat er een min of meer eenduidige beeldtaal geformuleerd werd?
Byzantijnse/Romeinse afbeeldingen van Mozes uit de vroegchristelijke tijd en de vroege middeleeuwen:
– De fresco’s in de joodse synagoge te Dura Europos, Syrië, tonen in de imposante cyclus Mozes met baard, gekleed in een Romeinse tunica (een verwijzing naar zijn vooraanstaande status).
– Ook in de catacombe van Marcellinus en Petrus aan de via Casilina te Rome (eind 3de eeuw) zien we een Mozes met baard, maar nu als oude man, die met zijn staf water uit de rots slaat. Ook hier draagt hij de Romeinse tunica.
– De catacomben aan de via Latina te Rome uit de helft van de 4de eeuw presenteren Mozes als een jonge, vooraanstaande en dappere aanvoerder in tunica, versierd met een swastika, die de Egyptenaren terugwijst.
– Op een 6de-eeuws mozaïek uit de basiliek San Vitale te Ravenna wordt Mozes als baardloze jongeling voorgesteld als hij de Wet uit Gods handen ontvangt. In deze basiliek is overigens ook Christus voorgesteld als jongeling zonder baardgroei. Naast de ‘historische’ afbeelding van Christus met baard zien we in het Westen tot ver in de 13de eeuw het ‘Hellenistische’, goddelijke beeld van Christus zonder baard. Zelfs Michelangelo’s indrukwekkende Christus in het Laatste Oordeel is nog afgebeeld als een antieke godheid zonder baard (Sixtijnse Kapel, 1541). In oosters-orthodoxe afbeeldingen van Christus komt het baardloze type vanaf circa de 6de eeuw niet meer voor.
– Ook in de Exodus-cyclus in de Santa Maggiore te Rome (6de eeuw) treedt Mozes op als een baardloze jongeman. Christus draagt in de daar aanwezige mozaïeken al wel een baard.
Met andere woorden, Mozes wordt in de oudheid en Middeleeuwen afwisselend geportretteerd met en zonder baard.
Terug naar de begin 13de-eeuwse icoon van Mozes op de berg Sinaï uit het Catharinaklooster
Mogelijke verklaringen voor de voorstelling van onze profeet met gladde wangen:
– met het afbeelden van een baardloze heilige zette de schilder zich af tegen de overwegend islamitisch-joodse omgeving; de icoon als teken van verzet daartegen;
– de Egyptische cultuur is van invloed geweest (zoals Jozef eerbiedig en glad geschoren voor de farao verscheen, verscheen ook Mozes voor God);
– Mozes droeg God in zijn hart en stond het dichtst bij God van alle profeten, was Diens vertrouweling (Deuteronomium 34:10; Numeri 12:6-8). Mozes typologisch als voorafbeelding van Christus? We zien hem in de catacomben van Rome zonder baard als hij God gehoorzaamt en met baard als hij afwijkt van Diens opdracht;
– Mozes was een leviet, afkomstig uit het geslacht van Levi. De Levieten waren de verantwoordelijke dienaren van de hogepriesters en dienden bij hun wijding geschoren te zijn;
– Onze 13de-eeuwse icoon van Mozes lijkt geconcipieerd te zijn onder invloed van de westerse cultuur die de kruisvaarders vanaf de 11de eeuw in het Midden-Oosten hadden geïntroduceerd en is mogelijk geschilderd door een westerling. Mogelijk gaat het om een zogeheten kruisvaardersicoon.
Maar…
Naar aanleiding van mijn artikel over dit onderwerp voor de icoonschilders wees Cristinel Pâslaru mij op het bestaan van een beschrijving van onze Mozesicoon die gemaakt was voor een tentoonstelling van iconen in Londen. Daarin zou zijn aangetoond (mogelijk aan de hand van inscripties) dat de afgebeelde heilige niet Mozes, maar de donor van de icoon zou zijn! Helaas heb ik die beschrijving niet tot mijn beschikking, maar ik zet bij de bevindingen van de experts echt een vraagteken.
Want in de collectie van het Sint-Catharinaklooster stuitte ik op vergelijkbare, op hetzelfde prototype teruggaande iconen uit dezelfde periode, waarbij het zeker gaat om de profeet. Twee daarvan zijn mogelijk zelfs van de hand van dezelfde schilder. Welke icoon de oudste is en welke als voor-/oerbeeld gebruikt is, is niet duidelijk.
Bovendien is de plaats van een donor op een religieuze schildering in principe, en zoals het donoren ook betaamt, uiterst bescheiden. Heel klein knielt hij of zij eerbiedig ergens in een hoekje van het middenpaneel voor het grote beeld van de heilige, zoals we wel zien op westerse religieuze schilderingen uit de middeleeuwen. In de Byzantijnse kunst wordt donors soms een nog nederiger plekje toebedeeld, namelijk op de rand van een icoon. In die context is het ondenkbaar dat de figuur op onze icoon geen heilige, maar een donor zou zijn. Zijn jeugdige uiterlijk gaat waarschijnlijk iconografisch terug op vroegchristelijke Italiaanse voorstellingen van de profeet.
©Icoon: Paul Baars/ foto: Leiba Stuart-Young