In een eerder artikel liet Christopher Sheklian zijn licht schijnen op het conflict rond de autonome provincie Nagorno-Karabach of Artsach, die na de inval in september vorig jaar werd ontbonden. In onderstaand artikel gaat Sheklian in op de gevolgen van de bezetting voor kerk en politiek in Armenië, en met name op de positie van aartsbisschop Bagrat Galstanyan die het boegbeeld van de oppositie werd. Hij voelt zich daarbij gesteund door het volk, de kerkelijke autoriteiten en hij zorgt voor onrust onder de politieke machthebbers.
Toen Azerbeidzjan na de Tweede Nagorno-Karabach Oorlog in 2020 de controle kreeg over de helft van het territorium van de niet-erkende Republiek Artsach (Nagorno-Karabach/ red.) en het gebied eromheen, werd de feitelijke grens tussen Armenië en Azerbeidzjan aanzienlijk langer. Na deze oorlog, die ook bekend kwam te staan als de 44-daagse oorlog, gebruikte Azerbeidzjan zijn nieuwe voordeel om wat er over was van de Republiek Artsach te isoleren. Dit resulteerde in de etnische zuivering van de regio, door veel geleerden en experts omschreven als genocide. Eind 2023 verliet een laatste golf van bijna 100.000 vluchtelingen het gebied en werd de regering van de autonome republiek ontbonden. Deze gewelddadige zuivering van de Armeense bevolking in Artsach had ook twee andere belangrijke gevolgen: de ontevredenheid over de Armeense premier Nikol Pasjinjan groeide en de noodzaak om de grens tussen de twee voormalige Sovjetrepublieken formeel te bevestigen.
Dit kwam in mei jl. tot een hoogtepunt. Eind april stemden de regeringen van Armenië en Azerbeidzjan in met een ‘historische’ overdracht – omschreven als een ‘teruggave’ – van onbewoonde dorpen in Armenië aan Azerbeidzjan. Voor de Armeniërs uit de nabij gelegen dorpen in de Tavoesj regio was dit te veel; ze hadden het gevoel hadden dat de nieuwe grens hen zou afsnijden van de rest van Armenië en hen in gevaar zou brengen. Het merendeel van de Armeniërs wereldwijd voelde hetzelfde, en een sudderend ongenoegen over Pasjinjan , de premier die het verlies van Artsach leidde, borrelde op. Overigens ongeacht of een andere handelwijze of een andere leider de uitkomst van de oorlog had kunnen veranderen.
Stem van de dorpsbewoners
Aartsbisschop Bagrat Galstanyan is de charismatische primaat van het bisdom Tavoesj Hij is geboren in Gjoemri in Armenië, opgeleid in Engeland en Canada en heeft gediend als primaat van het bisdom Canada. In 2015 keerde hij terug naar Armenië als primaat van het bisdom waar de vier dorpen liggen. Aartsbisschop Bagrat verwoordde het ongenoegen van de leden van zijn diocees en leverde, kort na de aankondiging van de overdracht van de dorpen, openlijk kritiek op Pasjinjan. Hij werd al snel het gezicht en de stem van de dorpelingen, die wegen blokkeerden en protesteerden tegen wat zij zagen als een onrechtvaardig demarcatieproces.
Eind april ontstond de beweging Tavoesj voor het vaderland, met Galstanyan als het boegbeeld. Tegelijkertijd namen zowel de beschuldigingen als de laster tegen de aartsbisschop toe. Het instituut van de Armeens-Apostolische Kerk (AAK) weigerde echter om de politieke uitspraken van de aartsbisschop te censureren, en de woede vanuit de politieke machthebbers richtte zich meer in het algemeen op de AAK zelf. Volgens velen heeft de AAK in Armenië vaak overhoop gelegen met de regering Pasjinjan, vooral over de kwestie van de mogelijke ‘verwijdering van religieuze of Armeense kerkgeschiedenis uit het curriculum van alle openbare scholen’ in 2019. In deze vroege fase van de protesten mengde de kerk als instituut zich niet direct in de strijd, hoewel deze voorgeschiedenis én de beslissing om Galstanyan niet te censureren, leidden tot een breed gedragen gevoel dat de kerk zich schaarde achter de kritiek van de aartsbisschop.
Mars naar Jerevan
Op 4 mei kondigden Tavoesj voor het vaderland en aartsbisschop Bagrat aan dat ze vanuit het dorp Kirants naar Jerevan zouden lopen. Galstanyan zei dat men met de mars ‘zou eisen dat dit proces hier en elders wordt gestopt’; hij verwees daarbij naar het demarcatieproces. De mensen die meeliepen in de mars brachten de eerste nacht door in het middeleeuwse klooster van Haghartsin voordat ze verder liepen; onderweg kregen ze steunbetuigingen en steeds meer volgelingen sloten zich aan. Op 9 mei kwamen ze aan in de hoofdstad. Die avond gaf aartsbisschop Bagrat tijdens een grote bijeenkomst premier Pasjinjan een uur de tijd om af te treden. Toen dit zoals te verwachten was niet gebeurde, verklaarde Bagrat dat hij met twee parlementaire fracties zou samenwerken om de afzetting van de premier in gang te zetten.
In de weken daarna bleef Galstanyan bijeenkomsten organiseren in de hoofdstad. Soms, zoals tijdens de eerste bijeenkomst op 9 mei, verruilde hij de meer gebruikelijke zwarte jurk voor een stralend witte die ook soms door bisschoppen wordt gedragen. Hiermee riep hij – bewust of onbewust – een beroemd beeld op van Sint Gevont, de priester die de soldaten bijstond in de Slag om Avarayr in 451 (ook wel de Slag bij Vartanantz genoemd/red.). Dit geldt als een van de centrale gebeurtenissen in de Armeense geschiedenis, waar het ontluikende christendom en de verdediging van het Armeense volk samenkwamen. De Slag om Vartanantz zoals die bekend is komen te staan heeft een krachtige typologische resonantie. Eeuwen later versterkte de komst van bisschop Karekin Hovespian (de latere katholikos van het Grote Huis van Cilicië) bij de Slag om Sardarabad de symbolische kracht van een Armeense christelijke geestelijke die zich positioneerde als de rechtvaardige verdediger van het Armeense volk. Dit was in 1918.
‘Rechtvaardige opstand’
Gedurende de maand mei werd steeds duidelijker dat ook de kerkelijke autoriteiten aartsbisschop Galstanyan steunden. Al voor de mars naar Jerevan had de Hoge Geestelijke Raad gezegd dat de aartsbisschop ‘niet onverschillig kon blijven voor de “existentiële uitdagingen” waarmee de bevolking van de regio wordt geconfronteerd’ en dat de demonstranten ‘terecht hun zorgen en angsten’ uitten. Later omschreef de Raad de protesten in Jerevan als de ‘rechtvaardige opstand van de Armeniërs’. Op zondag 12 mei bad men in Armeense kerken wereldwijd voor het vaderland en werden de kerken plaatsen voor discussie over de protesten die gaande waren en over de toekomst van het land. Op 23 mei gaf de kerkleiding een verklaring uit waarin ze de toenemende beschuldigingen en laster tegen de kerk hekelde. Bij een incident op 28 mei ter herdenking van de Slag bij Sardarabad – niet alleen een belangrijke nationale feestdag, maar ook een dag waarop het bestaansrecht van de Armeense geestelijkheid en de Kerk als verdediger van het volk wordt onderstreept – weerhield de politie katholikos Karekin II er aanvankelijk van om bij het monument te bidden. Een golf van ‘ontzetting’ ter ondersteuning van de Kerk weerklonk over de hele wereld. Hoewel niet direct gerelateerd aan de charismatische aartsbisschop en zijn leidende rol in de anti-regeringsprotesten – de katholikos arriveerde nadat Galstanyan en zijn volgelingen de herdenking hadden verlaten – brengt deze gebeurtenis de institutionele kerk op één lijn met Galstanyan en de toenemende ontevredenheid over Pasjinjan.
Gooi naar het premierschap
De relatie van de kerkelijke hiërarchie met de regering Pasjinjan was al gespannen voordat Galstanyan naar voren trad als het gezicht van de oppositiebeweging. De aartsbisschop heeft verklaard dat er een ontmoeting zal zijn met de katholikos, maar suggereert niet dat hij er een actieve rol in heeft. De kerkleiding verwerpt de beschuldiging dat ze een grens heeft overschreden en verwijst in plaats daarvan naar de problemen in de betrekkingen tussen kerk en staat. Aanvankelijk hield aartsbisschop Bagrat ook vol dat hij op zoek was naar de juiste kandidaat om Pasjinjan te vervangen. Tijdens een bijeenkomst op 26 mei kondigde Galstanyan echter aan dat hij de kandidaat voor het premierschap namens de protestbeweging zou zijn. Hij vroeg de katholikos om zijn ‘30-jarige geestelijke dienst te bevriezen’. Hoewel hij zijn wijding en geestelijke rang als bisschop behield, ontsloeg de Moederzetel van het Heilige Etchmiadzin (het bestuursorgaan van de Armeens-Apostolische Kerk/ red.) hem van zijn functie als primaat van Tavoesj. Cruciaal is echter dat zijn geestelijke rang niet zijn belangrijkste obstakel is om premier te worden: Galstanyan heeft een dubbele nationaliteit: Armeens en Canadees. Volgens de Armeense wet mag de premier geen dubbele nationaliteit hebben. Galstanyan heeft gesuggereerd dat hij afstand zou doen van zijn Canadese staatsburgerschap om zich verkiesbaar te kunnen stellen.
Een afzettingsprocedure van de zittende premier, blijft echter onwaarschijnlijk. Ondertussen gaan de protesten door, hoewel ze in aantal lijken af te nemen. Op 12 juni vuurde de politie stungranaten af op demonstranten die zich voor het Armeense Parlement hadden verzameld, waarbij meer dan dertig mensen gewond raakten. De Hoge Geestelijke Raad van de Armeense Kerk riep de autoriteiten in een reactie op om af te zien van geweld. De situatie blijft zich ontwikkelen. Wat de uitkomst ook is, het vermogen van aartsbisschop Bagrat Galstanyan om te inspireren, – wat hij deels doet door een oud en belangrijk type in de geschiedenis van het Armeense christendom te vertolken, namelijk dat van de rechtschapen geestelijke die Armeniërs leidt in de strijd voor de verdediging van het vaderland – , heeft de ontevredenheid over de regering Pasjinjan aangewakkerd en de Armeens-Apostolische Kerk volledig betrokken bij het gesprek over de toekomst van de Republiek Armenië.
Dit artikel verscheen eerder in: Of Borders and Bishops – Public Orthodoxy
Vertaling: Christel Jansen
Auteur
-
Assistent-professor aan de Mississippi State University. Als postdoctoraal onderzoeker was Sheklian eerder verbonden aan het project 'Rewriting Global Orthodoxy' aan de Radboud Universiteit
Bekijk Berichten