In Bosnië en Herzegovina ligt Baljvine een klein plaatsje dat enigszins doet denken aan het dorp van de Galliërs in Asterix en Obelix. Maar waar het dorp uit het bekende stripverhaal al strijdend stand weet te houden, hebben de inwoners van Baljvine juist een manier gevonden om vreedzaam met elkaar om te gaan: ook in tijden van oorlog houdt een gemeenschappelijk streven de orthodox christenen en moslims bijeen. Helaas is dat niet zo in andere delen van het land en dat is zorgelijk nu de onrust in deze regio weer oplaait.
Dertig jaar na het uitbreken van de oorlog in Bosnië rommelt het opnieuw op de Balkan. Sinds het uiteenvallen van Joegoslavië is het er niet echt rustig geweest, maar nu lijken de spanningen weer toe te nemen. Kosovo, dat zich begin 2008 onafhankelijk verklaarde, ligt sinds eind vorig jaar in de clinch met Servië en ook in Bosnië en Herzegovina steekt onrust de kop op. Begin 2022 werd er het uitbreken van de Bosnische Oorlog herdacht, maar in het voornamelijk door Servisch-orthodoxen bewoonde deel van het land, de Republika Srpska, werd deze dag vooral gebruikt om de roep om onafhankelijkheid van ‘hun Servische gebied’ kracht bij te zetten. Door de verkiezing van een pro-Russische presidentskandidaat die afscheiding van de rest van Bosnië en Herzegovina nastreeft, zijn de spanningen tussen moslims en christenen alleen maar toegenomen.
Terwijl het regionalisme oplaait kreeg Bosnië en Herzegovina in december vorig jaar wel de status van kandidaat-lidstaat voor de Europese Unie toegekend. Een duidelijk politiek signaal vanuit Brussel, vooral bedoeld om de stabiliteit in het land te bevorderen; de hoop is er dat de EU de bevolking meer veiligheid en toekomstzekerheid kan bieden. En ofschoon men de kans dat er na vijfentwintig jaar vrede weer oorlog uitbreekt niet al te hoog inschat, besloot Nederland afgelopen april toch om nog dit jaar honderdzestig manschappen voor de EU-missie naar Bosnië te sturen om de veiligheid te bewaken, uit vrees dat een instabiel Bosnië Rusland en China in de kaart zou spelen.
Baljvine
Hoe hoog de spanningen ook mogen oplopen, in Baljvine, heerst vooral kalmte en rust. Het dorp dat ligt op een bergplateau in het noordwesten van het land dichtbij de Vrbas, een zijrivier van de Sava, telt nog geen vijfhonderd inwoners: ‘beneden’ wonen Bosniakken (de islamitische inwoners van Bosnië en Herzegovina), ‘boven’ wonen Serven. De eersten hebben er hun moskee, de enige in de regio die de Bosnische oorlog overleefde. De Serven hebben er hun oosters-orthodoxe kerk.
Baljvine ligt in de Republika Srpska, de Servische entiteit in de Bosnië en Herzegovina. Na de beëindiging van de oorlog in 1995 werd in het Verdrag van Dayton besloten om het grondgebied van de beoogde nieuwe staat Bosnië en Herzegovina in tweeën te splitsen, zogeheten entiteiten. Enerzijds is er de Federatie van Bosnië en Herzegovina (hierna Federatie genoemd), waarin vooral islamitische Bosniakken en rooms-katholieke Bosnische Kroaten wonen. Anderzijds is er de Republika Srpska, waar christelijk orthodoxe Serven de meerderheid vormen.
Opvallend in Baljvine is dat moslims er in de meerderheid zijn en dat dit hoegenaamd geen problemen oplevert. Het dorp doorstond zowel WOII als de Bosnische Oorlog zonder bloedvergieten: moslims en christenen beschermden elkaar. Daarmee vormt het verhaal van Baljvine een baken van religieuze verdraagzaamheid in een zee van politiek-etnische onrust.
Een veelvolkerenstaat
Om conflicten op de Balkan te begrijpen, moeten we teruggaan naar de ontstaansgeschiedenis. Bosnië en Herzegovina maakten vanaf 1878 tot 1918 deel uit van Oostenrijk-Hongarije, een veelvolkerenstaat. In dergelijke grote multi-etnische Europese staten woonden vaak veel verschillende volkeren en religieuze groeperingen door elkaar heen: naast een grote katholieke meerderheid, waren er groepen protestanten en orthodoxen; een kleine joodse minderheid leefde verspreid over het rijk, en in het Zuiden, ingeklemd tussen katholieken en orthodoxen, bevond zich een kleine groep moslims
Na de Eerste Wereldoorlog (WOI) viel Oostenrijk-Hongarije uit elkaar. Terwijl landen als Tsjechoslowakije en Hongarije, die ook een mix van volkeren hadden, onafhankelijk werden, was dit voor Bosnië en Herzegovina niet weggelegd. Het gebied werd onderdeel van de nieuwe staat van Slovenen, Kroaten en Serven, dat al snel met het koninkrijk Servië werd samengevoegd tot het koninkrijk Joegoslavië, een mengelmoes van etnisch-religieuze groepen: islamitische Bosniakken, katholieke Kroaten en orthodoxe Serven. Onafhankelijkheid zat er voor geen van deze volkeren in. Ze stonden niet alleen vanwege hun verschillende culturele identiteit tegenover elkaar, maar ook vanwege hun religie. Dit zou later in de twintigste eeuw resulteren in een uitbarsting van gewelddadige conflicten.
Četniks versus de ustaša
Op 6 april 1941 viel nazi-Duitsland Joegoslavië binnen Het gebied van het huidige Bosnië en Herzegovina werd onder het gezag geplaatst van de Onafhankelijke Staat Kroatië (OSK), de facto een vazalstaat van nazi-Duitsland. Aan de leiding stond de ustaša, een Kroatisch nationalistische en fascistische politieke organisatie, van voornamelijk katholieke Kroaten, maar ook Joegoslavische moslims maakten deel uit van de organisatie. Het katholicisme en de islam werden erkend als de nationale religies van de staat. De Serven, de oosters-orthodoxe christenen in het land, werden in lijn met de nazi-ideologie beschouwd als de vijand. Serven werden systematisch door de ustaša vervolgd en uitgemoord. Naar schatting zijn meer dan 200.000 Serven vermoord gedurende WOII in het huidige Bosnië en Herzegovina.
De Serven verzamelden zich in een nationalistische tegenbeweging, de četniks, vernoemd naar Servische strijders die in opstand waren gekomen tegen de Ottomanen. Deze četniks wilden een eigen staat voor hun volk onder leiding van de afgezette Joegoslavische koninklijke familie. Duizenden Kroaten en Bosniakken werden begin jaren veertig door de četniks gevangengenomen en gedood. Een derde groep, de communistische ‘partizanen’ onder leiding van Josip Broz Tito, mengde zich ook in het conflict. Serven, moslims en Kroaten maakten allen deel uit van de partizanen die het opnamen tegen de nazi’s, de ustaša, en de četniks.
De stad Banja Luka, tegenwoordig de grootste stad van de regio waarin Baljvine nu ligt, was tijdens WOII een centrum voor verzet van de partizanen tegen het fascistische bewind van de OSK. Al richtten de fascistische strijdkrachten daar wel de nodige schade aan: verschillende oosters-orthodoxe gebouwen moesten eraan geloven. Serven en joden werden en masse afgevoerd naar concentratie- en vernietigingskampen en meer dan tweeduizend Serven werden vermoord. Na WOII grepen de socialistische aanhangers van Tito de macht en ontstond de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië.
De Bosnische burgeroorlog
De communistische regering van Joegoslavië voerde tal van veranderingen door op sociaal, economisch en politiek vlak. Van belang binnen deze context is dat een wijziging van het officiële beleid van de communistische overheid in de jaren zestig leidde tot de aanvaarding van ‘moslim’ als een term die duidde op een soort nationale identiteit: ‘moslim in etnische zin’ werd gebruikt in de volkstelling van 1961. In 1968 bepaalde het Bosnische Centraal Comité dat ‘de moslims een aparte natie zijn’. Moslims vormden ook de grootste etnische groep van Bosnië. Veel Serven en Kroaten trokken hierna uit het gebied weg.
Het overlijden van staatshoofd Tito in 1980 markeerde het begin van een periode van economische achteruitgang en onvrede over het politieke bestel. Met als gevolg een opleving van sterke nationalistische gevoelens onder de verschillende groeperingen die, aangewakkerd door politici, een voedingsbodem vormden voor een nieuw conflict.
In de deelrepubliek Bosnië en Herzegovina werd begin 1990 een coalitieregering gevormd die de drie grote etnische groepen van het gebied vertegenwoordigde. Politieke samenwerking tussen de Bosniakken en orthodoxe Serven verliep echter niet voorspoedig. Al in 1991 riepen Servische politieke fracties de autonomie van verschillende Servische regio’s uit. Kroatië verkeerde ondertussen al in burgeroorlog en het voormalige Joegoslavië leek elk moment uiteen te kunnen vallen. Uiteindelijk werd op 3 maart 1992, in navolging van Kroatië en Slovenië, de onafhankelijkheid van Bosnië en Herzegovina officieel afgekondigd door de regering van de deelrepubliek. Kort hierna barstte het conflict los. Servische Bosniërs namen onmiddellijk Sarajevo onder vuur toen de Verenigde Staten en de EU op 7 april de onafhankelijkheid van Bosnië en Herzegovina erkende. Nog diezelfde maand vielen ze, met hulp van het door Serven gedomineerde Joegoslavische leger, talloze steden met een moslimmeerderheid aan en ze verdreven de lokale moslimbevolking.
Onder leiding van de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladić kwam het merendeel van Bosnië onder controle van de Servische strijdkrachten. De jaren die volgden werden gekenmerkt door etnische zuiveringen, massamoorden en militaire conflicten tussen Serven enerzijds en Bosniakken en Kroaten anderzijds. In 1995 kwam er een einde aan de burgeroorlog door de inmenging van de NAVO en door een groot tegenoffensief van Kroaten en Bosniakken die de Servische macht deed instemmen met een vredesakkoord. Bosnië en Herzegovina werd onderverdeeld in een Servische Republiek en een Bosnisch-Kroatische federatie onder de noemer van één staat.
‘Jullie mensen zijn een heel vreemd soort’
Terug naar Baljvine, het enige dorp in de Republika Srpska waar etnische conflicten tussen de lokale bewoners tijdens de Bosnische Burgeroorlog uitbleven. Het dorp bestond begin jaren negentig uit zo’n kleine 1200 inwoners, waarvan ongeveer zestig procent Bosnische moslims waren en de overige veertig procent christelijk orthodoxe Serven. De inwoners bleven verenigd en beschermden elkaar.
Het bestaan van zowel een kerk als een moskee in Baljvine is een reflectie van de langdurige goede verstandhouding en verdraagzaamheid. De bouw van de christelijk orthodoxe kerk in Baljvine zou zijn begonnen rond 1990 op initiatief van zowel de Serven als de moslims, de laatsten schonken geld om de bouw mogelijk te maken. De Serven van Baljvine waren hiervoor al betrokken geweest bij de bouw van de moskee (dat was vóór WOII). De lokale moskee van Baljvine was, als gezegd, de enige die nog in gebruik was in de Republika Srpska en die de oorlog onbeschadigd heeft doorstaan. Dit was mogelijk omdat de Servische inwoners van het dorp hun islamitische buren actief hadden geholpen met het beschermen en behouden van de moskee.
Het contact tussen moslims en Serven van Baljvine was altijd al gemoedelijk. De inwoners van het dorp herinneren zich niet dat er in hun dorp gevochten werd tijdens de Bosnische oorlog. Ze waren gewend om samen te eten en te drinken en kwamen bij elkaar over de vloer.
Waar nodig zorgden de inwoners voor elkaar in moeilijke tijden, bijvoorbeeld door voedsel uit te delen tijdens de oorlog. Als er al een conflict was bleef dat beperkt tot de eigen etnisch-religieuze groep.
Dit konden leden van het Bosnisch-Servische leger maar moeilijk geloven. Volgens overgeleverde verhalen leidde dit ertoe dat generaal Momir Talić, die evenals Mladic later van oorlogsmisdaden werd beschuldigd, de gemoedelijkheid tussen Bosniakken en Serven in het dorp persoonlijk wilde bekijken nadat hij hiervan op de hoogte werd gesteld door een islamitische inwoner van Baljvine. Tot zijn verbazing zag hij dat de verhalen klopten. Talić schijnt te hebben gezegd: ‘Jullie moslims zijn geen echte moslims, en jullie Serven geen echte Serven, jullie mensen zijn een heel vreemd soort!’ Om te voorkomen dat mensen van buitenaf voor conflicten in het dorp zouden zorgen hadden de bewoners van Baljvine een gezamenlijke patrouille opgezet, bestaande uit Bosniakken en Serven. De Servische inwoners die wel werden gedwongen om te dienen in het Bosnisch-Servische leger probeerden dit, uit respect voor hun islamitische dorpsgenoten, zoveel mogelijk uit het zicht van het dorp te houden.
De vrede in Baljvine gaat verder terug dan de Bosnische Burgeroorlog. In WOII lag het aan een aanvoerlijn voor Joegoslavische partizanen, waarbij het dorp de functie had van een stop. De aanvoerlijn werd gebruikt voor het transporteren van voedsel en vee. Vanuit de andere richting werd militaire bevoorrading geleverd voor de partizanen en er waren koeriers die berichten moesten overbrengen. De aanwezigheid van četniks, de ustaša en de Duitsers zorgde voor een constante dreiging. Toen Baljvine werd bezet door ustaša-soldaten, zorgden de Bosniakken ervoor dat hun Servische buren niks overkwam. Op vergelijkbare wijze beschermden de Serven de moslims toen Baljvine onder controle kwam te staan van Servische četniks. De bewoners van Baljvine zagen deze wederzijdse bescherming in WOII als een schuld die later in de Bosnische Burgeroorlog werd ingelost.
Het geheim van Baljvine
Rondom Baljvine zijn monumentale stécci grafstenen uit de veertiende eeuw te vinden die herinneren aan de aanwezigheid van de bogomielen, een christelijke religieuze beweging die bloedvergieten afwees. De bogomielen verzetten zich tegen feodale overheersers in het gebied en weigerden te vechten in oorlogen. Het is verleidelijk om kernwaardes als verzet en pacifisme van de rurale gemeenschap in Baljvine terug te voeren op de bogomielen in de middeleeuwen; dat deze waarden in de moderne tijd zijn uitgedragen valt niet te betwisten. De bewoners van Baljvine zijn er nog altijd trots op dat hun dorp de enige plek is in hun land waar Bosniakken en Serven gedurende de twintigste eeuw nooit met elkaar in conflict zijn geraakt.
De noodzaak voor de bewoners om in het dagelijks leven samen te werken lijkt een voorwaarde te zijn geweest voor de langdurige vrede in Baljvine. De landbouw vormt nog altijd de voornaamste bron van inkomsten in het dorp. Aangezien de heuvels van het hoger gelegen deel niet geschikt zijn voor de landbouw is er tussen de twee delen van Baljvine een gezamenlijke graanschuur aangelegd waar Bosniakken en Serven samenwerken. In tegenstelling tot vele andere dorpen in Bosnië en Herzegovina zijn er over dit gezamenlijke areaal nooit juridische geschillen geweest. Een ander front waarop de islamitische en christelijke inwoners van oudsher hebben moeten samenwerken, is de watervoorziening. Het voortleven van traditionele gemeenschappelijke instellingen in het dorp, plekken waar Serven en Bosniakken samenwerkten om een gemeenschappelijk doel te bereiken, wordt dan ook genoemd als een belangrijke factor achter de samenhorigheid die Baljvine tijdens de oorlog ten goede kwam.
Naast de beperkte levensvoorzieningen kent Baljvine problemen op het gebied van werkloosheid, scholing en infrastructuur. Als gevolg daarvan is het inwoneraantal na de burgeroorlog sterk gedaald en is de bevolking vergrijsd. De weinige kinderen in het dorp gaan samen naar de lokale basisschool, ongeacht of ze Servisch of moslim zijn. Maar ondanks de nauwe en vriendelijke banden huwen de Serven en Bosniakken niet onderling. De lokale bewoners verklaren dit door op een familiale band tussen de twee groepen te wijzen: je trouwt niet met een broeder of zuster. Een huwelijk met een partner afkomstig uit een andere etnische groep, was meestal met iemand van buiten de gemeenschap van Baljvine.
Het succes van Baljvine komt voort uit dit gebroederlijk met elkaar omgaan, en het respecteren van de ongeschreven wetten van de eigen gemeenschap. De basis voor de goede interetnische relaties in Baljvine lijkt voor een belangrijk deel te liggen in het uitgangspunt dat de moeilijkheden van het dagelijkse leven gezamenlijk te boven moeten worden gekomen.
Blik op de toekomst
Rurale gemeenschappen, zoals die van Baljvine, vormen nog altijd de meerderheid van de samenlevingsverbanden in Bosnië en Herzegovina. Verhoudingsgewijs wonen in Bosnië en Herzegovina de meeste mensen op het platteland, bijna twee derde van de bevolking. Wel is het zo dat in heel het land de bevolking op het platteland afneemt. In Baljvine kromp de bevolking verhoudingsgewijs sterk. Van de ruim 1100 inwoners in 1991 waren er in 2013 nog maar 437 over, het aandeel Serven nam net iets sterker af dan het aandeel Bosniakken. Tijdens de Bosnische burgeroorlog kwamen acht bewoners elders aan het front om het leven. De overgebleven inwoners werden in de laatste zomer van de oorlog geëvacueerd. Moslims naar gebieden die onder controle waren van Bosniakken, orthodoxe christenen naar Banja Luka. Het dorp bleek bij terugkeer compleet verwoest. Niet iedereen die terugkeerde bleef ook in Baljvine wonen. De bevolking dunt steeds verder uit. Het gevaar is daarmee reëel dat de herinnering aan de unieke situatie in het dorp, de samenhorigheid tussen Bosniakken en Serven in tijden van conflict, verloren gaat.
In heel Bosnië en Herzegovina leven Bosniakken, Serven en Kroaten veelal gescheiden en de spanningen tussen deze groepen blijven groot. Baljvine leert echter dat de verschillende etnisch-religieuze groepen wel vredig naast elkaar kunnen leven. Daarom is het noodzakelijk dat het verhaal van Baljvine wordt verteld. Als men in de rest van het land een voorbeeld zou nemen aan de mentaliteit in Baljvine, zou de toekomst van Bosnië en Herzegovina er mogelijk heel wat rooskleuriger uitzien.
Auteurs:
Luc Rechterschot is student geschiedenis aan de Radboud Universiteit, met bijzondere interesse in sociaal-culturele geschiedenis.
Sander Gijsbers is pre-masterstudent Human Geography aan de Radboud Universiteit, met speciale aandacht voor grensoverschrijdende samenwerking en conflicten.