De canonieke territoria I

De strijd tussen de patriarchaten van Constantinopel en Moskou over de zeggenschap over Oekraïne, laat zien dat oorlogen waarbij godsdienst een rol speelt niet tot het verleden behoren. Het blijft de gemoederen bezighouden welke kerk zeggenschap heeft over welk territorium. ‘Een vorm van kerkelijke dwang die olie op het vuur kan gooien’, betoogt historicus en Platform redacteur, Paul Baars, in dit artikel. ‘Wanneer je geen pluriformiteit accepteert wordt een kerk een dwangbuis.’ In deel 1 onderzoekt Baars de implicaties van strijd om de canonieke territoria, in deel 2 gaat hij op zoek naar oplossingen.

‘Canons’ zijn in de traditie van de orthodoxe kerk de besluiten die genomen zijn op de zogenaamde ‘Zeven oecumenische concilies’, kerkvergaderingen die plaatsvonden in de eerste acht eeuwen van het christendom. Men noemt ze oecumenisch, omdat vertegenwoordigers van christelijke kerken uit de toenmalige wereld eraan deelnamen. Een territorium is een duidelijk afgegrensd geografisch gebied, bijvoorbeeld Nederland of Gelderland. ‘Een canoniek territorium’ is dan het gebied waarover een bepaalde bisschop of patriarch zeggenschap heeft. Het begrip veronderstelt dus de aanwezigheid van een hiërarchie, van bisschoppen en hun patriarchen. Tegenover ‘canoniek’ staat ‘niet-canoniek’, orthodoxe bisdommen of parochies die (tijdelijk) niet onder een erkend patriarchaat vallen.

Na 313 werd het christendom in het Romeinse Rijk geleidelijk staatsgodsdienst; de kerk werd georganiseerd volgens het model van dit rijk. Er was toen sprake van één christelijke staat met één kerk. Die staat erfde van het Romeinse Rijk een keizer, die weliswaar niet van goddelijke afkomst was, maar wel een goddelijke roeping had en een soort hoeder werd van de kerk. Na het Concilie van Chalcedon in 451 maakten de ‘oriëntaalse’ kerken zich min of meer los van het Romeinse Rijk en gingen hun eigen weg: in Armenië, Syrië, Egypte en Ethiopië. Er ontstonden vijf orthodoxe patriarchaten: Rome, Constantinopel, Alexandrië, Antiochië en Jerusalem, de zogenaamde pentarchie.

Na de splitsing tussen het West-Romeinse en het Oost-Romeinse rijk werd Constantinopel de hoofdstad van het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk, ook wel het ‘Tweede Rome’ genoemd. Het patriarchaat Rome werd in 1054 de rooms-katholieke kerk en had daarna haar eigen ontwikkeling. De patriarch van Constantinopel werd geleidelijk de ‘eerste onder gelijken’ van de orthodoxe patriarchen. Hij kan vergaderingen bijeen roepen en voorzitten, waar men idealiter met consensus de beslissingen neemt. De patriarchaten van Moskou, Servië, Roemenië, Bulgarije en Georgië zijn later buiten het Romeinse Rijk ontstaan. Constantinopel heeft hen erkend, zij het meestal niet meteen en vaak met tegenzin. Binnen die patriarchaten zijn weer regio’s met een zekere bestuurlijke zelfstandigheid, bijvoorbeeld Kreta, Cyprus, Macedonië en de Orthodoxe Kerk van Amerika (OCA) of van Finland. Het patriarchaat Constantinopel is het als haar recht gaan zien orthodoxe regio’s als zelfstandige canonieke kerken te erkennen en bij conflicten als scheidsrechter op te treden. Het patriarchaat Moskou, is door de monnik Filofej uit Pskov in 1510 voor het eerst het ‘Derde Rome’ genoemd en concurreert sindsdien met Constantinopel.

Deze situatie zorgt voor een interne spanning binnen de orthodoxe kerk. Deze kerk is inhoudelijk één, men deelt dezelfde geloofsovertuiging en grotendeels dezelfde liturgische gebruiken. Maar organisatorisch is de kerk verdeeld in onafhankelijke patriarchaten, die verbonden zijn of waren aan verschillende staten en volkeren. De orthodoxe kerk is dus bestuurlijk meer gedecentraliseerd dan de rooms-katholieke kerk, die één bestuurscentrum heeft: Rome. Die interne spanning bleek in de geschiedenis van de orthodoxe kerk vaak een splijtzwam, een bron van conflicten.

In één stad kan maar één bisschop zetelen

In de traditionele opvattingen over de organisatie van de kerk, gelden binnen de orthodoxe kerk (en ook de katholieke kerk) twee belangrijke principes. Ten eerste kan er maar één bisschop zetelen in één stad. Zo luidt de regel in traditioneel orthodoxe landen, maar in de diaspora heeft dat zich anders ontwikkeld. Veel migranten blijven daar kerkelijk verbonden met hun land van herkomst. Daarom zijn er nu in Brussel drie orthodoxe bisschoppen (Grieks, Russisch en Georgisch) en in Parijs vier (Grieks, Russisch, Roemeens, Servisch). Deze situatie is dus strikt genomen ‘niet canoniek’; het is historisch wel zo gegroeid. De vraag is dan: wie moeten er dan weg uit die steden en wie mag blijven? Ten tweede mag een bisschop, en dus ook een patriarch, zich niet bemoeien met de interne gang van zaken in een ander bisdom of een ander patriarchaat.

De bekende Russisch-orthodoxe theologen Alexander Schmemann (1921-1983) en Nikolai Afanasiev (1893-1966) hebben vragen gesteld bij de gangbare praktijk rond canoniciteit. Zij deden dat vanuit vanuit hun ervaring met de verdeeldheid van de orthodoxe kerk in de emigrantie, met de verschillende concurrerende patriarchaten en met canoniciteit en niet-canoniciteit. Niet de situatie van de gelovigen, maar de invloed en de pretenties van de patriarchaten en politieke problemen stonden daarbij centraal. ‘Niet-canoniek’ werd een scheldwoord. Wanneer een priester problemen kreeg in zijn kerk, kon hij proberen naar een ander patriarchaat over te gaan, waar hij soms met gejuich opgenomen werd. Voor Schmemann is canoniciteit niet alleen afhankelijk van het feit of een gemeenschap onder een patriarch valt, want dat zou de persoon van patriarch te belangrijk maken. Hij vindt dat een te rooms-katholieke opvatting. Voor hem is een orthodoxe kerk canoniek, wanneer er een ‘organische band’ bestaat met de orthodoxe traditie.

‘Orthodoxe geofictie’ of ‘theopolitiek’

Na de val van Constantinopel in 1453 vielen de patriarchaten Constantinopel, Alexandrië en Jerusalem binnen het Osmaanse Rijk, waarin de orthodoxe kerk een minderheid met beperkte rechten was. De andere patriarchaten verbonden zich met hun eigen nieuwe staten. De canonieke territoria vielen samen met het grondgebied van die staten, maar die staten veranderden en de canonieke territoria veranderden daardoor noodgedwongen mee. Dit leidde regelmatig tot conflicten, meestal over de hoofden van de gelovigen heen. De veranderingen waren vaak het gevolg van oorlogen, waarbij de bisschoppen achter de legers aan trokken. Soms waren ze het gevolg van regionale crises, burgeroorlogen of het uit elkaar vallen van bepaalde staten, bijvoorbeeld het Pools/Litouwse Rijk, het Habsburgse Rijk, het Osmaanse Rijk, de val van de Sovjet-Unie in 1991 en Joegoslavië rond 2000.

Er ontstonden daardoor, soms tijdelijk, nieuwe staten met een meerderheid of een minderheid van orthodoxe bewoners. Denk aan landen als Macedonië, Montenegro en Kosovo (rond Servië) en aan Finland, Estland, Letland, Litouwen, Oekraïne en Wit-Rusland (rond Rusland). In de meeste van deze laatste landen zijn na 1917, rond 1941 en na 1991 pogingen gedaan om eigen nationale orthodoxe kerken op te richten, die verbonden zijn met de staten en volken die hun onafhankelijkheid hadden gekregen of herkregen. Maar de situatie bleef vaak onzeker. De Joodse schrijver Milo Anstadt (1920-2011), geboren in het West-Oekraïnse Lvov/Lviv, schreef: ‘Wanneer we ’s avonds naar bed ging wisten we niet in welk land we wakker zouden worden.’

De meeste patriarchaten verbinden hun territoriale aspiraties aan de grootste omvang die hun staat of volk in de geschiedenis ooit gehad heeft. Je zou dat ‘theopolitiek’ of ‘orthodoxe geofictie’ kunnen noemen. Het patriarchaat Moskou beschouwt de voormalige Sovjet-Unie als haar canoniek territorium. Je zou er Finland, Alaska en Mansjoerije nog bij kunnen rekenen, gebieden die ook tijdelijk onder Russisch bestuur stonden, en tel daar ook de gehele Russische emigratie bij op. Voor Servië is dat het voormalige Joegoslavië, voor Constantinopel zijn dat Griekenland, Turkije en de hele diaspora. Ook Bulgarije en Macedonië waren in hun glorietijd veel groter dan nu. In feite woonden op de Balkan de genoemde bevolkingsgroepen door elkaar heen. Zowel Bulgarije, als Griekenland, als Servië hebben maken vandaaruit nog steeds aanspraken op Macedonië.

De gebieden die men verloren heeft wil men terughebben, de gebieden die men verworven heeft wil met niet teruggeven. Er zijn om dezelfde redenen ook conflicten tussen de orthodoxe patriarchaten en de rooms-katholieke kerk, met name in Kroatië, Roemenië en Oekraïne, maar hier gaan we nu verder niet op in. Ook de stichting van vier katholieke bisdommen in Rusland in 2002, kreeg van het patriarchaat Moskou veel kritiek. Je mag nu eenmaal geen gewassen poten in de moestuin van een ander.

Veel problemen, weinig oplossingen

Europa rond 1900. Polen is opgedeeld en Oekraïne bestaat nog niet. Het huidige West-Oekraïne valt binnen Oostenrijk/Hongarije.

De problemen rond de Macedonische orthodoxe kerk lijken op dit moment opgelost. Oekraïne is op dit moment het grootste probleem. Na 1991 ontstond er een onafhankelijke Oekraïnse Orthodoxe Kerk (OOK), die in 2017 door het patriarchaat Constantinopel is erkend. Daarop verbrak het patriarchaat Moskou de ‘communio’, de sacramentele eenheid, met Constantinopel en mogen de sacramenten niet meer samen gevierd worden. Sindsdien zijn er twee orthodoxe groepen: één binnen Constantinopel en één binnen Moskou. Beiden claimen de zeggenschap over heel Oekraïne. De laatste groep heeft na de invasie meer afstand genomen van Moskou maar wordt door de Oekraïnse overheid nu toch in de hoek gedrukt. Vooral in het westen van Oekraïne bestaat al eeuwen een met Rome geünieerde Grieks-katholieke kerk, wat voor beide orthodoxe kerken nog steeds een moeilijk punt is. Zij is in 1946 door Stalin verboden, maar na 1989 weer toegestaan als gevolg van een overeenkomst tussen paus Johannes Paulus II en president Gorbatsjov. Formeel kent Oekraïne godsdienstvrijheid, maar die staat door de oorlog onder druk.

Het kan een rijkdom zijn dat een orthodoxe kerk zich verbindt met een plaatselijke cultuur, maar sinds de 19de eeuw ontaarde dat helaas vaak in nationalisme: één volk, één taal, één kerk en één leider. De orthodoxe kerk eist dan het religieus monopolie op in een bepaalde staat. Soms krijgt dat eigen volk en die eigen staat een unieke religieuze betekenis: de verlossing van de wereld zou van daaruit gaan plaatsvinden. Een dergelijk ‘messianisme’ vind je in diverse orthodoxe landen terug, vooral in Rusland, Servië en Griekenland. Je vindt dat idee ook terug in de recente documenten over buitenlandse politiek van het Kremlin. Dit imperialisme heeft in het verleden ook binnen de orthodoxie zelf wrevel veroorzaakt. Georgië en Oekraïne voelden zich ‘gerussificeerd’. Op de Balkan, in het Midden-Oosten en in Afrika voelde orthodoxe gelovigen zich ‘vergriekst’, omdat ze Griekse bisschoppen en de Griekse taal opgedrongen kregen. Een voorbeeld daarvan is Noord-Griekenland in de 20ste eeuw. Daar woonden relatief veel Macedoniërs (volgens Bulgarije trouwens Bulgaren). Eenmaal binnen de Griekse staat kregen hun dorpen nieuwe Griekse namen. De bewoners moesten hun naam vergrieksen of anders vertrekken.

De situatie in de diaspora

Canon 28 van het Concilie van Chalcedon van 451 gaf Constantinopel zeggenschap over een drietal beperkte regio’s buiten het Romeinse Rijk: Pontus (op het Aziatische deel vanTurkije), Thracië (in het uidige Noord-Griekenland), Azië (het gebied rondom Efeze). In de 20ste eeuw heeft dat patriarchaat die canon ruimer geïnterpreteerd en de zeggenschap uitgebreid over de hele ‘diaspora’, over alle gebieden buiten het traditionele grondgebied van de bestaande patriarchaten. Dat is ongeveer West-Europa, Amerika, Australië en een deel van Azië. Maar die claim is omstreden. De patriarch van Constantinopel gaat volgens de critici lijken op de paus van Rome. ‘Papisme’ is een ander vaak gebruikt scheldwoord in de orthodoxie. Als gezegd heeft de situatie in de diaspora zich anders ontwikkeld en voelen veel migranten zich meer verbonden met hun moederland dan met Constantinopel.

Na de Russische revolutie van 1917 heeft een groot deel van de Russische emigranten in het Westen zich tijdelijk losgemaakt van het patriarchaat Moskou. Men kon niet leven met een door het communisme gecontroleerde kerk. Deze politieke situatie leidde tot veel kerkelijke onenigheid. Toen ontstonden de zg. Buitenlandkerk en de Orthodoxe kerk van Amerika (OCA), die hun canonieke status verloren. Het bisdom ‘Rue Daru’ (Parijs) vond tijdelijk onderdak bij het patriarchaat van Constantinpel. De OCA is in 1971 door Moskou weer erkend met behoud van de eigen interne structuur. Deze laatste oplossing wordt echter nog niet door andere patriarchaten erkend. In 2007 heeft ook de meerderheid van de Buitenlandkerk zich herenigd met het patriarchaat Moskou. In zekere zin zien we nu door de oorlog in Oekraïne opnieuw een vergelijkbare situatie.

We zullen Constantinopel heroveren!

Situatie op de Balkan na de Tweede Balkanoorlog in 1913

Er zijn vanuit orthodoxe landen in het verleden meerdere pogingen gedaan om Istanbul/Constantinopel te ver(her)overen. De stad zou, als het gelukt was, ‘Tsaargrad’ gaan heten. In 1913 is het Bulgarije bijna gelukt. Maar ze werden bij Adrianopel teruggeslagen. De laatste tsaar, Nikolaas II, heeft in 1915 nog een fonds in het leven geroepen om die verovering te bekostigen, maar dat plan kon vanwege de revolutie niet meer worden uitgevoerd. Vanuit Rusland zijn tevens pogingen ondernomen om de heilige berg Athos binnen haar invloedssfeer te krijgen.

De geofictie, het verlangen naar een glorieus verleden leidt ertoe dat reactionaire nationalistisch stromingen veel invloed hebben in de orthodoxie. Men wil terug naar de glorietijd van weleer, naar een Groot-Servië, Groot-Bulgarije of Groot-Rusland. Men accepteert het heden niet en wil oorlogen van honderden jaren geleden overdoen. Deze kerkelijke claims speelden op de achtergrond mee bij verschillende bloedige oorlogen. Een voorbeeld daarvan waren rond 1913 de twee bloedige Balkanoorlogen. Bulgarije, Servië en Griekenland hadden claims op Macedonië. Tijdens deze oorlogen stonden dus ook orthodoxe landen tegenover elkaar. Op dit moment is dat opnieuw het geval in Oekraïne. Op de heilige berg Athos kun je nu nog Griekse monniken tegenkomen, die tegen hun ‘geestelijke kinderen’ zeggen: ‘Ik zal het niet meer meemaken, maar jullie wel: dat we Constantinopel zullen heroveren!’ Sommige Russische monniken hebben hun eigen apocalyptische varianten. Turkije heeft trouwens ook zo zijn claims vooral in verkiezingstijd. Stel je de gevolgen van zo’n oorlog eens voor.

Politisering van de orthodoxie

De canonieke territoria van de orthodoxe patriarchaten zijn dus sterk verbonden gebleven met de territoria van de traditioneel orthodoxe staten, hoewel zij strikt genomen geen staatskerken zijn. Veranderde het territorium van de staat, dan moest de kerk zich aanpassen. Godsdienstvrijheid en rechten voor minderheden zijn niet vanzelfsprekend in de orthodoxie. In westerse landen kunnen orthodoxe minderheden meestal gewoon bestaan; daar bestaan de scheiding van kerk en staat en godsdienstvrijheid ook in de praktijk. Maar in staten met traditioneel een orthodoxe meerderheid ontstaat in de praktijk vaak een monopolie op religie. En dat een monopolie uiteindelijk niet goed uitpakt, gaat niet alleen op voor de economie, maar ook voor religie.

De staat dringt een gepolitiseerde vorm van orthodoxie van boven af, aan heel de bevolking op. Andere kerken en religieuze minderheden hebben het vaak moeilijk. Door het gepolitiseerde karakter van de orthodoxie krijgt een deel van de bevolking een hekel aan hun eigen kerk. De materiële rijkdom die zij soms uitstraalt, maakt het er niet beter op. Niet alleen andere denominaties, maar ook atheïsten of agnosten bestaan in deze kerkpolitiek niet. Als Rus, Bulgaar, Roemeen of Griek ben je als het ware automatisch orthodox, of je wil of niet. De meesten voelen zich trouwens ook orthodox, maar zijn niet kerkelijk. ‘Allemaal business,’ vertrouwde een taxichauffeur in Sint-Petersburg mij toe, toen hij mij bij een prachtig gerestaureerde kerk afzette.

De anti-westerse houding die orthodoxe kerken vaak hebben is ongeloofwaardig, omdat ze niet getuigt van kennis van zaken en niet gepaard gaat met zelfkritiek. In dat opzicht is de orthodoxe kerk een opvolger van de Oost-Europese communistische partijen. Wanneer er in het Westen in de praktijk geen godsdienstvrijheid zou zijn geweest, zouden er nauwelijks orthodoxe parochies en bisdommen kunnen functioneren. Er zouden alleen enkele ambassadekerken bestaan. In Nederland schrikt niemand, wanneer er ergens een orthodoxe parochie wordt opgericht, sterker nog: westerse kerken helpen die parochies. De Servisch-orthodoxe kerk neemt nu een katholieke kerk over in Haalderen (bij Nijmegen) en de Roemeens-orthodoxe kerk heeft een kerk overgenomen in Megen (bij Oss). De Roemenen organiseerden daar voor het dorp een kennismakingsmiddag. Veel dorpelingen zijn blij dat de kerk waar ze gedoopt en getrouwd zijn blijft bestaan. Ook de Franciskanen en de Clarissen van het dorp waren erbij en werden harterlijk verwelkomd.

Waarom zou dat in traditioneel orthodoxe landen andersom ook niet kunnen? Daar is het uitgesloten dat een katholieke of protestantse kerk ruimte huurt in een orthodoxe kerk. Ze worden vaak zelfs gepest. Pluriformiteit hoeft geen vorm van decadentie te zijn. Als vrijheid samengaat met respect en verantwoordelijkheid is het een vorm van beschaving, waarbij kerken van elkaar en andersdenkenden kunnen leren.

Auteur

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.