Kees Hulsman woonde lange tijd in Egypte waar hij, zelf van christelijk gereformeerde huize, in contact kwam met de Koptisch-Orthodoxe Kerk en zag hoeveel overeenkomsten er zijn met het geloof van zijn jeugd. In dit artikel gaat hij in op de ontwikkeling van de koptische kerk in Nederland, maar ook in Egypte, en beschrijft hij zijn ervaringen met de charismatische paus Shenouda III.
Nederland telt vele migranten kerken waaronder de uit Egypte afkomstige Koptisch-Orthodoxe Kerk (KOK) die in 1985 in Amsterdam haar eerste kerkgebouw kocht en vandaag elf kerken en een klooster telt. Ook niet-Egyptenaren hebben zich bij deze kerk aangesloten. Zelf ben ik daar een voorbeeld van, opgegroeid in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) van Nederland, reisde ik in 1976 voor het eerst naar Egypte, waarna ik er elke zomer naar terugkeerde. Maar pas na een langer verblijf in de jaren tachtig werd ik lid van de KOK.
De ontwikkeling die deze kerk in Nederland doormaakte, staat niet los van de emigratiegolf naar westerse landen die vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw op gang is gekomen. De periode na de Tweede Wereldoorlog kenmerkt zich door een sterke ontzuiling en toename van liberaal theologisch gedachtengoed, terwijl in de KOK in die periode een hervorming plaats vond die geworteld was in een opleving van de orthodoxie. In dit artikel geef ik een kort beeld van deze ontwikkeling waarbij ik uiteraard ook teruggrijp op mijn eigen ervaringen; meerdere ontmoetingen met paus Shenouda III (1923-2012) en tientallen bisschoppen en priesters. De paus schreef vele boeken die wijd verspreid werden en waarin hij onder andere het oude geloof uitlegde in nieuwe bewoordingen. Daarbij ging hij discussies met andere kerkelijke tradities niet uit de weg. In de periode dat hij leiding gaf aan de kerk, begint mijn persoonlijke levenslange betrokkenheid bij de KOK.
Paus Shenouda III
De koptische kerk traceert haar origine tot de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren (Handelingen 2:10). De geschriften van kerkvaders en concilies uit de eerste eeuwen van het christendom vormen de basis voor het belijden van het koptisch-orthodoxe geloof vandaag. Koptisch komt van het Griekse woord Aegyptos dat door de Arabische veroveraars werd verbasterd tot Qibt, waar ons woord kopt van afkomstig is. De kerk werd in de eerste eeuwen periodiek vervolgd.
In de 19e eeuw stichtten katholieken en protestanten eigen scholen in Egypte die de centra werden van hun missie arbeid waardoor vooral veel kopten en orthodoxen overgingen naar een katholieke of een protestantse kerk. Dat was de koptisch-orthodoxe diaken Habib Girgis (1876-1951) een doorn in het oog. Hij wilde dat de jeugd beter geschoold zou worden in de Bijbel, in koptische rites, kerkgeschiedenis en in de levens van heiligen en martelaren. Dit was het begin van wat binnen de kerk de ‘zondagschoolbeweging’ wordt genoemd. Veel veranderingen die Habib Girgis voorstelde, vielen niet goed bij de toenmalige kerkleiding die het liefst alles bij het oude wilde houden. Het was een aantal jongeren, waaronder Nazir Gayed, de latere paus Shenouda III, duidelijk dat als zij de kerk wilden hervormen zij zelf monnik zouden moeten worden, want uit de monniken worden de bisschoppen en paus gekozen.
Gayed wordt in 1954 monnik onder de naam vader Antonius. In 1962 wordt hij tot bisschop voor onderwijs gewijd en neemt hij de naam Shenouda aan. In 1971 wordt hij tot patriarch-paus gewijd met de naam Shenouda III, de eerste met zijn wortels in de zondagschool beweging. Hij zal de kerk leiden tot aan zijn dood in 2012.
Geïnspireerd door de traditie
De invloed van paus Shenouda III was enorm. In 1971 telde de kerk 23 bisschoppen en 200 monniken. Het aantal bisschoppen is inmiddels meer dan verdrievoudigd en het aantal monniken is meer dan vertienvoudigd. In 1964 werd in Toronto de eerste kerk buiten Egypte gesticht. In 2014 waren er 550 kerken op alle continenten buiten Egypte. Dat aantal is de afgelopen jaren verder toegenomen.
De hervormingen die hij doorvoerde betekenden een versterking van de orthodoxie door een teruggrijpen op de Bijbel en de traditie, een enorme toename van activiteiten die het spirituele leven versterken in de vorm van onderwijs aan jongeren, duizenden publicaties en een grotere presentie op het internet.
De kerk in de landen van emigratie telt een onbekend aantal niet-Egyptenaren. Het merendeel van hen is door huwelijk koptisch-orthodox geworden, maar er is ook een klein aantal mensen dat zich om andere redenen bekeerde. Voorbeelden zijn bisschop Marcos van Frankrijk (overleden in 2008), een Nederlander die in 1974 een onafhankelijke orthodoxe kerk leidde en overging naar de KOK, en ikzelf. Ieder verhaal laat iets zien van de aantrekkingskracht van het koptisch-orthodoxe geloof, maar elk verhaal is ook weer heel anders.
Ik ben in de orthodoxe CGK van Apeldoorn groot geworden. Mijn pastor was de bekende predikant J.H. Velema. In Egypte trof ik een kerk aan waarin ik veel van de orthodoxe opvattingen van mijn eigen kerk herkende.
Het hoofdkenmerk van de orthodoxie, ongeacht of deze koptisch, protestant of katholiek is, is het geloof in een persoonlijk God die de aarde heeft geschapen, in de geschiedenis handelt, de Bijbel en de daaruit voortgekomen traditie heeft geïnspireerd. Alle gebeurtenissen op aarde hebben daarmee een doel in zijn plan met de wereld. De koptisch-orthodoxe priester vader Tadros Malaty (1937) schrijft dat Gods beloftes altijd uitkomen. Jesaja profeteert in het Oude Testament (hoofdstuk 19) dat God op een wolk naar Egypte zal komen, daar een altaar in het midden van het land zal oprichten en vrede tussen Egypte, Israël en Syrië zal bewerkstelligen. Die belofte kwam uit met de vlucht van Jezus naar Egypte volgens Matheus 2. De Bijbel is voor alle orthodoxen het ‘Woord van God’ waaraan mensen niet mogen tornen. Paus Shenouda III verzette zich tegen moderne theologen die menen dat herinterpretaties van oude tradities mogelijk moeten zijn. ‘Zonder traditie,’ schrijft Paus Shenouda,‘wordt de kerk een kerk zonder geschiedenis en dat opent de mogelijkheid om eigen interpretaties te geven.’
Het zijn geloofsovertuigingen die sterk afwijken van hedendaagse liberale visies zoals die o.a. bij Harry Kuitert (1924-2017) te vinden zijn met zijn bekende uitspraken zoals ‘Alles wat over boven wordt gezegd, komt van onderen’ en ‘Eerst waren er mensen, vervolgens goden en toen God.’
De KOK staat niet alleen in haar verzet tegen een liberaal christendom. Ik vond het destijds opmerkelijk dat de reformatorische belijdenisgeschriften op hoofdlijnen niet ver afwijken van de koptische-orthodoxie. Hier ging ik over in gesprek binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk van Leiden en dit werd destijds ook door de kerkenraad in Leiden erkend. Natuurlijk zijn er ook verschillen zoals duidelijk wordt gemaakt door paus Shenouda III, maar mijn focus was op de overeenkomsten en niet de verschillen.
Bevindelijk en koptisch-orthodox
Ik heb thuis een boek staan van de christelijke gereformeerde hoogleraar theologie Willem Hendrik Velema (1929-2019), broer van mijn predikant, die ik ook persoonlijk goed heb gekend. Hij legde me uit dat geloof in God de gelovige noodzaakt om de woorden in de Bijbel biddend tot ons te laten spreken in de wetenschap dat God ons mensen liefheeft, en die liefde moet blijken in de wijze waarop we leven. Deze opvatting wordt ook wel aangeduid met ‘bevindelijk,’ aangezien het veel meer om ervaring draait dan om wetenschappelijke kennis die niet onbelangrijk is, maar in de houding van bevindelijken niet de hoofdtoon mag voeren. Die bevindelijkheid vond ik terug in de werken van, en in de gesprekken met Paus Shenouda III en met bisschoppen en priesters. Vader Malaty schrijft bijvoorbeeld dat God zich in het leven van mensen openbaart, niet voor theoretische discussies, maar als ‘liefdevolle Vader’ voor zijn kinderen die in ‘Hem’ de essentie van het leven vinden.
Mijn eerste intensieve contact met de KOK was in 1982-1983 toen ik voor een sociologische studie naar de positie van kleine boeren in Cairo en Damietta verbleef. In Cairo ging ik naar de Engelstalige Anglicaanse kerk, die al veel liturgischer was dan mijn eigen kerk in Leiden, en kwam ik in contact met de koptisch-orthodoxe bisschop Mousa (1938) die mij adviseerde met vader Boulos al-Hadidi (1935-2005) van Damietta contact op te nemen. Ik ging daar wekelijks ter kerke en kwam geregeld bij de priester op bezoek om over het geloof te praten. Vader Boulos was zeer goed thuis in de geschriften en in de tradities. Ik raakte steeds meer betrokken tot het moment dat ik vroeg lid te mogen worden om ook deel te kunnen nemen aan de sacramenten. Ik besprak dit met o.a. bisschop Mousa, een priester in Cairo en de genoemde kerkenraad in Leiden die hiermee in een brief aan de KOK akkoord ging. De motivatie voor de kerkenraad was dat er in Egypte geen Christelijke Gereformeerde Kerk was, terwijl de KOK in Egypte zowel Bijbels als bevindelijk was. In Nederland was er nog geen koptisch-orthodoxe kerk met een eigen priester en dus bleef ik in eigenland betrokken bij de kerk waarmee ik was opgegroeid. In 1985 ontving ik de heilige Myron (oliesel) en de eerste communie.
De grenzen liggen vast
Enkele maanden na mijn nieuwe lidmaatschap stuurde paus Shenouda III vader Arsanius naar Nederland en dit markeerde het begin van een koptisch-orthodoxe kerk in Nederland. Daarmee ontstond een nieuwe situatie: betrokkenheid bij twee kerken in hetzelfde land, dat riep vragen op. Hoe kun je nu van twee kerken in een land lid zijn? De christelijke gereformeerde kerk kent twee sacramenten: doop en avondmaal. De koptisch-orthodoxe kerk kent daarnaast nog vijf andere sacramenten, ieder ook belangrijk en heilig binnen de christelijke gereformeerde kerk, maar geen sacrament. De discussie ging nu over deelname aan het avondmaal of communie. De koptisch-orthodoxe kerk wijst deelname van haar leden aan sacramenten uit andere kerken af en staat ook niet toe dat leden uit andere kerken bij haar ter communie gaan. Dit is de officiële leer. De praktijk is minder streng. Zo maakte ik mee dat bisschop Marcos leden uit andere kerken ter communie toeliet. Als dit soort vrijzinnigheid plaats vindt, wordt daar bij voorkeur geen ruchtbaarheid aan gegeven.
Paus Shenouda III schrijft dat zijn kerk geen godsdienstige innovaties introduceert, noch oude grenzen zal verplaatsen die door de voorouders zijn vastgesteld (Spreuken 22: 28). De grenzen liggen vast in de Bijbel: uitspraken van de heiligen, geautoriseerde dogma’s die in heilige concilies zijn vastgelegd, als ook door de kerk vastgelegde rituelen. Dat geheel van geschriften omschrijft paus Shenouda III als de kerkelijke traditie die alleen door bisschoppen, priesters en diakenen onderwezen kan worden, die hier ook niet van mogen afwijken. Ketterijen mogen binnen het onderwijs van de kerk niet worden getolereerd. De theologie van priester Arius (256-336) , die de in het jaar 320 door de koptische patriarch werd ge-excommuniceerd, leidde tot een diepe verdeeldheid binnen de kerk. Zijn ideeën vormden een belangrijke aanleiding om het concilie van Nicea (325 AD) bijeen te roepen waar zijn theologie werd afgewezen. Arius bracht een onderscheid aan tussen ‘God de Vader’ en Jezus die een bijzondere positie innam, maar ondergeschikt aan de Vader was, een visie die veel dichter bij liberale theologen en ook de islam staat dan die van de orthodoxie. Paus Shenouda III wil juist dat het onderricht binnen de seminaries en de parochies in lijn met de door de kerk vastgelegde grenzen zijn; binnen de kerk kan er geen vrijheid van godsdienst zijn.
Religieuze splijtzwam
Vader Malaty benadrukt het belang van de eerste concilies en legt uit waarom de koptisch-orthodoxe kerk die van Chalcedon (451 AD) als een ketterij zag waarbij de toenmalige kerken uiteenvielen in de Chalcedonische kerken (Rome, Constantinopel) en wat we vandaag de oriëntaals-orthodoxe kerken noemen (koptisch, Syrisch, Ethiopisch/Eritrees en Armeens). De scheiding van destijds betrof de God-menselijke natuur van Christus: is er sprake van twee naturen in een persoon verenigd? Of is er sprake van een God-menselijke natuur? In het laatste geval heeft men het over monofysitisch, een term die paus Shenouda III afwees maar die lang als scheldnaam voor o.a. de kopten werd gebruikt. Het betreft formuleringen die dateren uit een heel andere tijd en tegenwoordig waarschijnlijk geen breekpunt zouden opleveren, maar de formuleringen werken in de dogma’s van de verschillende kerktradities door tot vandaag. De gevolgen van de breuk waren enorm! Na Chalcedon werd de kerk in Egypte door de Byzantijnse kerk vervolgd waardoor de kopten nauwelijks verzet boden toen het islamitische leger in de zevende eeuw hun land binnenviel. Aanvankelijk wisten de kopten niets van de islam, maar al snel na de verovering werd duidelijk dat de verschillen vooral de natuur van Christus betroffen.
Het waren vooral de oriëntaals-orthodoxe kerken die belang hechtten aan overeenkomsten met andere kerken over deze oude spijtzwam. Na jaren van informeel overleg volgden in 1985 christologische overeenkomsten met de World Alliance of Reformed Churches (WARC), de Rooms Katholieke Kerk (RKK) en de Anglicaanse Communie (AC). Het overleg met de WARC kreeg in Nederland een vervolg in 1994 waar de reformatorische kerken en de oriëntaals-orthodoxe kerken het eens werden over een uit 433 daterende formule van eenheid.
De Bijbel, vonden beide kerkelijke families, is ‘Gods Woord’ in menselijke taal en cultuur en is normatief voor het leven van de kerk. De autoriteit van de kerkvaders staat buiten kijf. Er zijn ook belangrijke verschillen over o.a. de methodes van historisch-kritische Bijbelstudie en hoe de historische context ons begrip van de Bijbel beïnvloedt. Beide kerkelijke tradities erkennen doop en avondmaal of communie als sacrament, maar het begrip hierover verschilt.
In de koptische liturgie ontvangt de gelovige het lichaam en bloed van Christus in de vorm van brood en wijn. In de reformatorische traditie, geënt op de leer van Johannes Calvijn, is het avondmaal of communie een ‘zichtbaar teken van heilig gebeuren’. Ook over het priesterschap wordt inhoudelijk anders gedacht. Ik was bij het overleg in 1994 maar vond veel formuleringen theologische scherpslijperij en was veel meer geïnteresseerd in de praktische uitwerking van deze overeenkomst in het oecumenische overleg en samenwerking tussen de beide kerkelijke families. Het samen-kerk-zijn-gevoel is veel sterker bij de oriëntaals-orthodoxe kerken dan in westerse kerken waar een sterkere nadruk ligt op individueel geloof en verantwoordelijkheid. Dat legt beperkingen op maar helpt ook bij het bewaren van de eenheid. Er zijn in de geschiedenis van de koptisch-orthodoxe kerk twisten geweest, maar geen afscheidingen zoals Europa die in de Reformatie heeft meegemaakt.
De kopten die naar Nederland kwamen hebben hun geschiedenis en traditie uiteraard meegenomen. De snelle groei van het aantal kerken in ons land houdt verband met de relatief snelle toename van het aantal kopten in Nederland (met name uit Egypte), en de verspreiding van kerken door het land waarmee gelovigen minder grote afstanden hoeven af te leggen om kerkelijk betrokken te blijven.
Migrantenkerken
In de eerste jaren van de kerk in Nederland celebreerde vader Arsanius en de priesters in het Arabisch waarmee zij voldeden aan de wensen van de eerste generatie migranten. Maar de tweede en volgende generaties hebben Nederlands als hun moedertaal. De kerkdiensten zijn daardoor in de meeste koptische kerken in ons land, afhankelijk van de taalvaardigheid van de priesters, tweetalig en dat heeft op haar beurt weer andere orthodoxe gelovigen aangetrokken waaronder vooral Eritreeërs.
Uiteraard zijn er ook zorgen. De kerk kan alleen voortbestaan als er voldoende roepingen blijven om priester of monnik te worden. De KOK in Nederland is daarom erg op het onderwijs van de jongeren gericht. Er zijn vele in Nederland geboren diakenen die in de kerken belangrijke rollen vervullen in de liturgie en het onderwijs, maar de eerste roeping van een in Nederland geboren kopt om priester te worden moet nog komen.
De kern van de koptisch-orthodoxe geloofsovertuiging is in de liturgie, waarin de gelovigen participeren in liederen en gebeden. De liturgie is, zo zegt vader Malaty, zeer Bijbels georiënteerd. Elke zondag wordt volgens een vast rooster uit de brieven van Paulus, de katholieke brieven, Handelingen, Evangeliën en Synaxarium (boek met heiligen verhalen) gelezen. Verder wordt in de lezingen en gebeden uitvoerig uit de Psalmen geput. Geloofsopvattingen zijn in dogma’s vastgelegd waarbij het gaat ‘om de gemeenschap met God, de Vader in Jezus Christus, het geïncarneerde Woord van God door de Heilige Geest.’ We krijgen hierdoor, zo meent Malaty, een dieper begrip van de Bijbel en het ‘Koninkrijk van God’ in onze zielen, gemeenschap met de hemelse gewesten en de ervaring van eeuwig leven. Het draait dan niet om een zoektocht naar kennis, maar om de aanbidding van God en dienst aan de medemens.
Een ander element van het kerk zijn is ascese, een levensstijl met een onthouding van lichamelijke geneugten om daarmee de spirituele doelen beter te kunnen bereiken. Dit is de reden dat de bisschoppen en paus uit de monniken worden gekozen. Priesters kunnen gehuwd zijn maar kunnen dan geen bisschop worden. Ook ‘gewone’ gelovigen vasten veel. Dat betekent vooral onthouding van dierlijke producten, zowel vlees als zuivel.
God vraagt de gelovigen om voorbeden te vragen. Die kunnen ze vragen aan levenden maar ook aan overleden heiligen zoals de Heilige Maagd die een buitengewoon hoge plaats in de kerk in neemt. De paus wijst verder op het belang van iconen in de KOK.
Het is hiermee niet verbazend dat de KOK ver van de modern westerse theologie staat, maar wel put uit conservatieve christelijke geschriften uit andere kerken. Het is ook niet verbazend dat er vanuit conservatief christelijke hoek, zowel protestants als katholiek, veel sympathie voor de KOK is, niet alleen in Nederland maar wereldwijd.
De orthodoxie in het godsdienstonderwijs betekent niet dat er geen andere visies onder kerkleden te vinden zijn; gelovigen nemen kennis van het werk van moderne liberale theologen. Ik ben zelf opgeschoven naar een oecumenisch perspectief. Meer liberaal georiënteerde gelovigen participeren in het kerkelijk leven, maar zullen nooit een positie als priester of diaken kunnen krijgen en zijn daarmee uitgesloten van theologisch onderricht. Dat is op zich logisch als men, zoals paus Shenouda III dat in zijn boek formuleerde, ‘binnen de grenzen van de eigen traditie wil blijven.’
Verder lezen
- Hulsman, C. and Atallah, Ramez. 2015. ‘Egypt – The Church under Pressure’ in: Hans Aage Gravaas, Christof Sauer, Tormod Engelsviken, Maqsood Kamil and Knud Jørgensen (eds). Freedom of Belief and Christian Mission. Oxford: Regnum Edinburgh Centenary Series, Vol. 28, Regnum Books International.
- Shenouda III, Pope. 1988. Comparative Theology. London: Coptic Orthodox Publishers Association. Translated from Arabic. https://www.copticchurch.net/pdf/theology/comptheo.pdf.
- Shenouda III, Paus. 1988. Brood uit de Woestijn. Kampen: Kok met toelichting door Kees Hulsman.
- Malaty, Tadros Y. 1993. Introduction to the Coptic Orthodox Church. Alexandria: St. George’s Coptic Orthodox Church. Zie voor zijn biografie: https://accot.stcyrils.edu.au/authors/hegumen-tadros-yacoub-malaty/.
- Report of the international theological dialogue between the Oriental Orthodox family of churches and the World Alliance of Reformed Churches (1993-2001), https://ecumenism.net/archive/docu/2001_oriental_warc_report.pdf
Auteur
-
Niet-westers socioloog gespecialiseerd in de positie van christenen in de islamitische wereld. Hulsman werkte jaren als correspondent in Egypte voor meerdere christelijke media.
Bekijk Berichten