Het huidige Noord-Macedonië voert zijn christelijke oorsprong graag terug op de bezoeken van de apostel Paulus aan de regio en aan de stad Filippi, die rond 55 na Christus hebben plaatsgevonden. Het huidige Noord-Macedonië bestond toen natuurlijk nog niet. Er was nog geen Slavische bevolking. De regio was een onderdeel van de Hellenistische wereld en cultuur. Maar een begin van christendom was er. Vanaf de vijfde eeuw ontstond er enige kerkelijke organisatie met een aantal bisdommen. De oudste kerken in de regio dateren uit die periode, zoals de kerk van de heilige Sofia in Ohrid. Rond de 7de eeuw vestigden Slaven zich in het gebied en desintegreerde de kerkelijke organisatie enigszins. De Sofia kerk werd verwoest en in de 10de eeuw op de oude fundamenten herbouwd. In de 9de eeuw reisden de monniken Cyrillus en Methodius op uitnodiging van vorst Rastislav van het Moravische Rijk door de regio en bliezen het christendom nieuw leven in. Ze worden daarom wel ‘de verlichters van-’ of ‘de apostelen van de Slaven’ genoemd. Hoewel hun missie ook de instemming had van de paus van Rome, kwam de regio onder invloed van het Byzantijnse, Orthodoxe christendom. Aan hen wordt door de traditie de ontwikkeling van het Glagolitische alfabet toegeschreven, hoewel het historisch waarschijnlijk meer het werk was van hun leerlingen: de heilige Clement en de heilige Naum. Het Glagolitisch bestaat al lang niet meer. Het Cyrillische alfabet is van latere datum, is uit het Griekse alfabet ontwikkeld en heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt voor het haar huidige vormen kreeg. In Macedonië gebruikt men nu een oudere variant dan in Rusland. Clement stichtte een school, die veel priesters en diaken heeft opgeleid die in een groot gebied gewerkt hebben.
Het aartsbisdom Ohrid
Kort na 934 erkende de Byzantijnse keizer een Bulgaars-Orthodox patriarchaat, nadat Bulgarije haar onafhankelijkheid van Byzantium had bevochten. Nadat het Byzantijnse rijk in 1018 Bulgarije weer verslagen had, werd dit patriarchaat teruggebracht tot het aartsbisdom van Ohrid. Dat strekte zich toen uit over grote delen van het huidige Noord-Macedonië, Bulgarije, delen van Albanië, Servië en het noorden van Griekenland, waar de Slavische bevolking toen sterk aanwezig was. Dat betekent dat zowel de huidige Bulgaars-Orthodoxe Kerk als de huidige Macedonisch-Orthodoxe Kerk beide het aartsbisdom Ohrid als de oorsprong van hun eigen kerkelijke structuur zien. Het Byzantijnse Rijk, de Bulgaren en de Serviërs domineerden afwisselend de regio. Het aartsbisdom overleefde die politiek woelingen, weliswaar in een afgeslankte vorm en met een steeds wat veranderende status. Door deze geschiedenis kunnen de huidige nationale staten nog steeds politieke en kerkelijk claims op het gebied leggen. Dat zagen we onlangs nog toen Bulgarije extra voorwaarden stelde aan een eventueel lidmaatschap van Macedonië van de Europese Gemeenschap. Het onderscheid tussen Serviërs, Bulgaren en Macedoniërs was in die tijd nog niet zo helder. Deze staten hadden nog niet het karakter voor onze moderne staten. Deze claims strekken zich soms ook uit naar een ver verleden. Zo is er nog steeds discussie of Alexander de Grote nu een Griek, een Bulgaar of een Macedoniër was.
De Osmaanse periode
In 1392 veroverden de Ottomanen Skopje en daarna de hele regio. Zij erkenden het aartsbisdom Ohrid wel en respecteerden zijn autonomie. Een aantal Bulgaarse en Servische bisdommen sloten zich erbij aan en het bisdom kreeg zelfs zeggenschap over delen van Zuid-Italië en Dalmatië. In 1767 hief de Sultan het aartsbisdom op en plaatste het onder het gezag van de patriarch van Constantinopel, die zetelde in Istanbul. Dat was het gevolg van het zogenaamde ‘millet’-systeem, waarbij alle Orthodoxe christenen onder de patriarch van Constantinopel werden geplaatst. De patriarch moest zowel kerkelijke als wereldse zaken voor de sultan regelen, waaronder het innen van belastingen. Dat leidde soms tot corruptie. Voor andere minderheden, bijvoorbeeld joden bestond ook zo’n millet. De minderheden konden hun cultuur en godsdienst behouden, maar wel als tweederangs burgers. Ze moesten extra belasting betalen, mochten geen paard rijden en niet als getuige bij een rechtszaak optreden. De bouw van nieuwe kerken was aan grote beperkingen gebonden. Belangrijke kerken werden omgebouwd tot moskee. Vooral in de steden werd de invloed van de islam groot. De kerk van de heilige Sofia werd een moskee en de 11de-eeuwse fresco’s werden wit overgekalkt. Deze werden pas na 1913 grotendeels hersteld. Men spreekt daarom nog steeds van het ‘Turkse juk’, hoewel dat juk soms zwaarder en soms lichter was. Een deel van de Slavische bevolking ging over naar de islam en hier en daar vestigden zich etnische Turken. Ohrid heeft nog steeds een kleine Turkse wijk met een eigen moskee.
Enkele kloosters bleven centra van het christelijke leven. Er werden in deze periode vaak Griekse bisschoppen benoemd en de Griekse liturgische taal werd aan de niet-Griekse gelovigen opgedrongen. Op afgelegen plaatsen leefden de eigen tradities voort dankzij Macedonische priesterfamilies en enkele kloosters. Monniken van de Slavische kloosters op de berg Athos, vooral de kloosters Hilandar en Zograf, hielpen hen daarbij. Ook in sommige Griekse kloosters waren Slavische monniken welkom. Zo bezit het Katharina klooster in de Sinaï nog steeds een collectie oude Slavische handschriften. De Russisch-Turkse Oorlog in 1768 en oorlogen met de Oostenrijk-Hongaarse Dubbelmonarchie leidde tot extra repressie tegen de christenen, die als potentiële bondgenoten van deze landen werden gezien. Het Osmaanse Rijk vertoonde tekenen van verval, wat voor extra problemen en chaos zorgde.
Aanzetten tot christelijke en nationale herleving
Halverwege de 18de eeuw zien we het begin van een christelijke herleving. In de belangrijke steden stichtte men nieuwe parochies met parochie scholen. Enkele monniken trokken rond om te prediken en er werden weer boeken uitgegeven, niet in het Kerkslavisch of het Grieks, maar in het Macedonisch. In de hele regio was deze herleving verbonden met een opkomend verlangen naar politieke en kerkelijke onafhankelijkheid binnen of buiten het Osmaanse Rijk. In de 19de eeuw was de sfeer in het Osmaanse Rijk meer tolerant. De Orthodoxe kerk kreeg meer ruimte. Er werden meer en grotere kerken geopend. De kerkelijke kunst bloeide op met architectuur, fresco’s, houtsnijwerk en iconen, vaak met een vrij barok en Westers karakter. Servië, Griekenland en Bulgarije waren inmiddels onafhankelijk, maar de Serviërs en de Grieken vonden dat Bulgarije te veel had gekregen. Dit leidde tot twee wrede oorlogen. Een poging van Bulgarije om Istanbul (Constantinopel) te veroveren liep vast bij Adrianopel. Na deze zogenaamde Balkan-Oorlogen in 1912 en 1913 werd de regio opnieuw verdeeld onder Bulgarije, Servië en Griekenland en hun kerkelijke jurisdicties. Tsaar Nikolaas de Tweede van Rusland had in die periode ook het plan opgevat om Istanbul te veroveren (in zijn ogen te bevrijden) en had daar in 1915 een fonds voor opgericht. Maar de crisis in Rusland van die jaren maakte de uitvoering van dat plan onmogelijk.
Macedonië binnen het Koninkrijk Joegoslavië (1918 – 1941) en later binnen de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië (1944 – 1991) Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog ontstond op 1 december 1918 het Koninkrijk Joegoslavië en kwam het huidige Noord-Macedonië binnen de Servisch-Orthodoxe Kerk en werd de Servische invloed op alle gebieden groot. De Macedonische cultuur lijkt natuurlijk op de Servische cultuur, maar er was in Servië te weinig oog voor de verschillen en dat bleef irritatie geven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het verlangen naar een onafhankelijk Macedonië met een eigen orthodoxe kerk weer naar voren. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het gebied ten noorden van Thessaloniki definitief onder Grieks bestuur. De regio werd gehelleniseerd. Dorpen kregen nieuwe Griekse namen. Families moesten hun naam vergrieksen. Een deel van de Slavische bevolking deed dat niet en vertrok.
Op 4 en 5 mei 1945 werd de eerste Macedonische Nationale Kerkvergadering gehouden in Skopje. Er werd besloten het aartsbisdom Ohrid in ere te herstellen als een autocefaal (volledig zelfstandig) aartsbisdom met een door het Macedonisch kerkvolk en haar clerus gekozen kerkleiding. Men wilde wel binnen een overkoepelend patriarchaat voor heel Joegoslavië blijven, dat vooral een symbolische betekenis moest krijgen. De synode van de Servisch-Orthodoxe Kerk keurde deze besluiten echter af. Het zou een verlies aan invloed betekenen. Bovendien zag met Macedonië als een soort Zuid-Servië. Maar het verlangen naar zelfstandigheid bleef in Macedonië bestaan. In 1958 werd een tweede Nationale Kerkvergadering gehouden, waarin de eisen herhaald werden en ook een eigen metropoliet van Skopje en Macedonië gekozen werd. Dat werd Dositej II (Stojkovits). Hij was vanaf 1959 al metropoliet van Skopje, maar binnen het patriarchaat van Servië. De Macedonisch-Orthodoxe Kerk had kreeg in 1959 wel een autonome status binnen dat patriarchaat. De nieuwe autocefale metropolie zou samenvallen met het Joegoslavische Macedonië en er werd een constitutie opgesteld. Maar dat ging de Servisch-Orthodoxe Kerk te ver.
Er leek even een verzoening te komen met twee bezoeken van de Servische patriarch German, maar die verzoening zette niet door. In juli 1967 werd een derde Nationale Kerkvergadering gehouden en werd de autocefalie van het aartsbisdom Ohrid binnen het Servische patriarchaat plechtig uitgeroepen door metropoliet Dositej. Het Servische patriarchaat bleef echter afwijzend. In september 1967 verbrak de Servisch-Orthodoxe Kerk haar banden (communio) met de Macedonisch-Orthodoxe Kerk, die daardoor een zogenaamde niet-canonieke status verkreeg. Dat wil zeggen dat zij niet erkend werd door andere orthodoxe kerken en dat de geestelijkheid van beide kerken niet meer gezamenlijk liturgie mochten vieren. Het betekende voor de Macedonisch-Orthodoxe Kerk een zeker isolement, hoewel er op lager niveau wel contacten bleven bestaan. De Rooms-katholieke Kerk erkende de Macedonisch-orthodoxe Kerk niet, maar knoopte wel contacten aan.
De situatie na 1991
In Macedonië woonden sinds de Osmaanse periode moslims. Deels zijn het etnische Turken, deels Macedoniërs, die een vrij gematigde vorm van de islam in praktijk brengen. Maar een groeiend deel ging ook bestaan uit Albanese moslims, die vooral in het westen van Macedonië wonen. Het is ook een demografische probleem, omdat de Albanezen grotere gezinnen hebben dan de Macedoniërs. Een volkstelling is daarom in Macedonië altijd politiek beladen. Er ontstonden ook tegenstellingen tussen gematigde en radicale moslims. In 1991 was er zelfs een korte burgeroorlog in het westen van Macedonië, die door de overheid snel werd neergeslagen. Tijdens een bezoek in 2016 viel het mij op dat er in het westen van Macedonië veel nieuwe moskeeën waren gebouwd en bij de christelijke kerkhoven ook veel kleine christelijke kerken. Een deel van die moskeeën en kerken was toen nog niet ingericht en stond leeg. De moslims ontvingen steun vooral uit Turkije en de Orthodoxe christenen uit Rusland. Veel christenen waren uit het westen van Macedonië weggetrokken. Er waren in 1996 geen grote spanningen meer in het gebied, maar er was ook nauwelijks contact tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Een minderheid van de Albanezen is rooms-katholiek. Hun grote heldin is moeder Teresa, die van Albanese afkomst is en geboren is in Skopje. De Roma en Sinti vormen een aparte groep. Zij zijn soms Orthodox, soms rooms-katholiek, soms moslim en soms alle drie tegelijk. Ze leven vaak vrij afgezonderd en in armoede in aparte wijken of trekken rond.
De Macedonische kerk kwam vriendelijk over en ook de rooms-katholieke leden van mijn reisgezelschap waren overal welkom. Het viel mij in 2016 ook op dat er nog veel achterstand was bij de restauratie van oude kerken, fresco’s en iconen. Ik beluisterde een herleving van de oude kerkelijke zang. Oude handschriften waren uit het stof gehaald, waarin je Kerkslavische teksten vindt voorzien van Griekse melodieën. Zo gaat men een eigen weg naast de Griekse liturgische zang en de meerstemmige Russische traditie, die eigenlijk heel westers is. In de hoofdstad Skopje kun je niet heen om de enorme standbeelden van Alexander de Grote, Cyrillus, Methodius en enkele helden uit de onafhankelijkheidsstrijd, die met getrokken pistool gewapend te paard zijn afgebeeld. Hij lijkt alsof ze uit de hemel zijn neergevallen op de stad, wel met subsidie van de Europese gemeenschap. Eind 2017 besloot een nieuwe minder nationalistische regering een deel van de standbeelden, waaronder dat van Alexander de Grote weg te halen, om de relatie met de Griekse regering te verbeteren.
In 2002 leek er opnieuw een overeenkomst te zijn bereikt met de Servisch-Orthodoxe Kerk, maar die was voor de meerderheid van de Macedonische kerk onaanvaardbaar. Daarop schiep het Servische patriarchaat een eigen aartsbisdom van Ohrid met bisschop Jovan (Vraniskovski) als aartsbisschop. Enkele parochies en een zusterklooster sloten zich daarbij aan. Macedonië was inmiddels na het uiteenvallen van Joegoslavië geheel onafhankelijk en de Macedonische regering werkte bisschop Jovan tegen. Ze zagen het als een Servische inmenging in Macedonië. De nieuwe structuur kreeg geen registratie van de overheid. In 2005 werd Jovan gearresteerd en tot achttien jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar na een hoger beroep na een gevangenschap van 220 dagen vrij gelaten en verbannen.
Met de staat Griekenland bestond na 1991 lange tijd een conflict over de naam van de nieuwe staat. Griekenland was bang voor claims op de eigen vergriekste regio Macedonië vanuit het Slavische Macedonië. Uiteindelijk werd het in 2019 als compromis voor de naam ‘Noord-Macedonië’ gekozen. De Macedonische kerk telde toen ongeveer 500 priesters, tien actieve bisschoppen in Macedonië en drie bisschoppen voor de diaspora. Er waren twintig kloosters met ongeveer 100 monniken en zusters. In Nederland is sinds kort één Macedonische parochie van de heilige Stefan in de stad Groningen.
De laatste jaren zocht de Macedonisch-Orthodoxe Kerk contact met het Bulgaarse patriarchaat over een eventuele erkenning. Aanvankelijk leek dat patriarchaat daar sympathiek tegenover te staan, maar de toenadering zette niet door. In mei 2022 verraste de oecumenische patriarch van Constantinopel Bartholomeüs de Orthodoxe wereld met een erkenning van de Macedonisch-Orthodoxe Kerk. Maar hij voegde daaraan toe dat de Servische en Macedonische kerk de details samen moesten regelen. Hij beperkte het canonieke territorium van de Macedonische kerk tot Noord-Macedonië om moeilijkheden met de Orthodoxe buurlanden te vermijden en om te voorkomen dat de Macedonische kerk in de diaspora buiten Macedonië parochies zou stichten. De Russisch-Orthodoxe Kerk keurde dit besluit in eerste instantie af. Ze zag het als een herhaling van de erkenning door Constantinopel van een onafhankelijke Oekraïense kerk. Maar er was kennelijk al goed vooroverleg geweest. De nieuwe Servische patriarch Porfirije keurde de erkenning goed en er was op 5 juni een feestelijke liturgie in de grote nieuwe kathedraal van de heilige Sava in Belgrado, waaraan patriarch Porfirije en aartsbisschop Stefan van Ohrid deelnamen. Patriarch Porfirije overhandigde een document aan aartsbisschop Stefan met de erkenning. Daarop ging het patriarchaat Moskou alsnog akkoord. De vreugde was groot. Er werd zelfs door sommige betrokkenen van een ‘wonder’ gesproken. Na problemen rond het (pan)orthodoxe concilie in Kreta van 1916 en de hevige problemen rond Oekraïne lijkt het erop dat er nu een probleem kan worden opgelost. Het lijkt nu gelukt om de problemen rond de Orthodoxe kerk in Macedonië door ‘consensus’ op te lossen, zoals dat in de Orthodoxe kerkvisie eigenlijk moet.
Maar de details van de overeenkomst zijn nog niet uitgewerkt. Het is nog niet duidelijk of het een vergaande autonomie wordt voor de Macedonische kerk binnen het patriarchaat van Servië of een volledige autocefalie daarbuiten. Die laatste mogelijkheid wordt echter niet uitgesloten. Er moet ook een oplossing komen voor het Servische aartsbisdom Ohid van aartsbisschop Jovan in Macedonië en voor de Macedonische diaspora. Uit Bulgarije zijn enkele bezwaren gekomen tegen de naam van de Macedonische kerk als ‘aartsbisdom Ohrid’, omdat men in Bulgarije in het historische bisdom met die naam ook ziet als haar eigen oorsprong. Daardoor zou nu het gevoel ontstaan dat de Bulgaarse kerk een dochter is van de Macedonische kerk en dat voelt niet goed. Het is ook nog niet duidelijk of de huidige overeenkomst al als een ‘tomos’ gezien kan worden: een officieel kerkelijk door een patriarch uitgevaardigd decreet. Daarnaast is het nog niet duidelijk wie een uiteindelijke ‘tomos’ dan moet uitvaardigen: patriarch Porfirije van Servië of patriarch Bartholomeüs van Constantinopel. Patriarch Porfirije heeft de Macedonische kerk het recht gegeven om in de diaspora buiten Macedonië parochies te stichten en te behouden. Daar is patriarch Bartholomeüs niet gelukkig mee, omdat hij vindt dat alle parochies in de diaspora onder zijn patriarchaat moeten vallen. Het kan dus nog misgaan, maar de goede wil om eruit te komen lijkt dit keer sterk aanwezig.