Begin jaren zeventig studeerde Wim Lamfers, inmiddels emiritus predikant, orthodoxe theologie in de Roemeense stad Sibiu. Hij kwam er in contact met geestelijken en ontdekte dat zeven van hen afgelopen juli heilig zijn verklaard door de Roemeens Orthodoxe Kerk (ROK). Lamfers deelt zijn ervaringen over deze nieuwe heiligen en laat ook zien dat de heiligverklaringen (van in totaal maar liefst zestien geestelijken) niet bepaald onomstreden zijn.
Op 12 juli 2024 zijn tijdens de synode van de Roemeens Orthodoxe Kerk zestien Roemeense geestelijken heilig verklaard; elk van hen heeft in een of andere vorm geleden onder de onderdrukking van het kerkelijk leven door de communisten. Opmerkelijk bij deze heiligverklaring is dat het om geestelijken gaat die niet lang geleden hebben geleefd, maar in de twintigste eeuw.
Ook in 1955 was er sprake van een aantal heiligverklaringen. Destijds betrof het enkele Roemeense geestelijken die met steun van het kerkvolk de orthodoxie verdedigden tegen de Contrareformatie, die menig fanatiek Habsburger steunde. Op last van keizerin Maria Theresia (1717-1780) werden in Zevenburgen (Transsylvanië) orthodoxe kloosters vernield, in Moldavië werden ze gesloten. De tegenstelling tussen deze veelal eenvoudige geestelijken, het gewone volk en de vorstelijke onderdrukkers kon op goedkeuring van de communistische partij rekenen. Na 1989 zijn er vaker Roemenen heilig verklaard, maar daarbij ging het niet om zulke aantallen als in 1955 en in 2024.
Zeven van de zestien heilig verklaarden, tijdgenoten met wie ik tijdens mijn studieverblijf begin jaren zeventig in Roemenië in contact kwam of over wie ik veel hoorde, belicht ik hier nader. Ik beperk me tot deze zeven omdat ik het onjuist vind om over personen over wie ik weinig weet uitspraken te doen.
Sofian Boghiu (1912-2002) was abt van het klooster Antim in Boekarest, dat in 1713 is gesticht door de in 1992 heilig verklaarde befaamde metropoliet, drukker en martelaar Antim Ivireanul (1650-1716). De bescheiden, geduldige Sofian was een geliefd biechtvader. Hij was ook een zanger van kerkmuziek, waartoe hij een zangopleiding had genoten in het klooster Dobruşa (Bessarabië). Hij maakte deel uit van Rugul aprins (Het Brandende Braambos), een spirituele beweging vlak na de Tweede Wereldoorlog in het klooster Antim. Als lid van deze in de ogen van communisten verdachte beweging zat Sofian van 1958 tot de algemene amnestie in 1964 gevangen. Sofian die de kunstacademie in Boekarest had doorlopen, was ook bekend door de wijze waarop hij kerkinterieurs beschilderde. Evenals Dumitru Stăniloae is Sofian Boghiu begraven op het kerkhof van het klooster Căldăruşani, dat velen als ereveld zien.
Dumitru Stăniloae (1903-1993) wordt in Roemenië, ook door patriarch Daniel die bij deze dogmaticus studeerde, als een groot theoloog gezien. Volgens mij is dat overdreven en daarin sta ik niet alleen. In Iisus Hristos sau Restaurarea omului, dat in 1943 verscheen, gaat Stăniloae in gesprek met bekende tijdgenoten als Karl Barth en Martin Buber, maar na de bouw van het IJzeren Gordijn is zijn blikveld nog slechts beperkt tot enkele kerkvaders. In 1946 mocht Stăniloae van het communistische regiem niet langer rector zijn van de Academia Andreiana in Sibiu. Aan de theologische faculteit in Boekarest werd hij niet bepaald met open armen ontvangen. Ook niet door patriarch Justinian Marina die hem nooit een goede woning heeft toegewezen. In 1958 verdween Stăniloae samen met Sofian Boghiu en vele andere hoger opgeleiden in de gevangenis. Pas na zijn vrijlating in 1963 kreeg hij meer waardering als theoloog en mocht hij ook in het buitenland colleges geven. Al voor 1948 waren vier delen van de door Stăniloae vertaalde en becommentarieerde Filocalia in Sibiu verschenen, een vertaling waaraan overigens ook Arsenie Boca en Serafim Popescu hebben meegewerkt. Het duurde tot 1976 dat mede dankzij de erudiete patriarch Iustin Moisescu de andere acht delen in Boekarest het licht zagen. De invloed van patriarch Daniel op deze heiligverklaring is ongetwijfeld groot geweest. Dat het denken van Stăniloae verdachte nationalistische trekken vertoont en dat deze theoloog een minne houding aannam tegenover Grieks-katholieke medechristenen vond, men niet pijnlijk.
Arsenie Boca (1910-1989) studeerde met een beurs van de metropoliet van Ardeal (Zevenburgen), Nicolae Bălan, van 1929 tot 1933 theologie in Sibiu en doorliep vervolgens, eveneens met een beurs van voornoemde metropoliet, de kunstacademie in Boekarest. Tegelijkertijd volgde hij colleges christelijke mystiek bij de theoloog Nichifor Crainic. Metropoliet Bălan zond Arsenie naar de berg Athos om daar Griekse en Roemeense manuscripten van mystici gebundeld in de Filokalia te verzamelen. In 1940 werd Arsenie tot monnik gewijd en in 1942 werd hij abt van het klooster Sâmbăta. Als monnik, abt en predikant met een enorme uitstraling oefende hij vanuit het klooster grote invloed uit op gelovigen in de streek rond Făgăraş. Deze ‘opwekkingsbeweging’ duurde tot 1948, toen de communisten meer greep krijgen op het overheidsapparaat en het kerkelijk leven. Omdat Arsenie zo populair was in een streek waar het anticommunisme sterk leefde, moest hij dit klooster op last van de communistische autoriteiten verlaten en naar het klooster Prislop gaan. In de periode van 1945 tot 1956 bracht Arsenie langere en kortere perioden in gevangenschap door. In 1959, het jaar waarin op last van het communistische regiem op grond van het beruchte decreet 410 veel kloosterlingen uit kloosters werden verdreven en tal van kloosters werden gesloten, werd Arsenie op last van de Securitate door de synode van de ROK het recht ontzegd om nog langer monnik te zijn en de liturgie te vieren. Maar men bleef Arsenie opzoeken en om raad vragen toen hij kerkinterieurs beschilderde. Nonnen vertelden mij dat zij hem hadden gevraagd of hij zijn zegen kon geven aan hun voornemen om non te worden. Het bij het klooster Prislop gelegen graf van Arsenie, rond wie na zijn dood in 1989 een ware cultus ontstond, wordt nog steeds door duizenden mensen bezocht.
De monnik Paisie Olaru (1897-1990) was bevriend met de monnik, biechtvader en geestelijk raadsman van velen Ilie Cleopa (1912-1998) van het klooster Sihăstria (‘kluis’), niet ver van de hermitage Sihla verbleef. Ergens in de periode tussen 1959 en 1964, jaren waarin de communisten zware druk uitoefenden op kloosters en kloosterlingen, ontvluchtten beiden het klooster en trokken de bergen in, voor Roemenen vanouds een toevluchtsoord in tijden van gevaar. Velen, ook Dumitru Stăniloae, kwamen naar het op een heuvel gelegen Sihla om Paisie als geestelijk raadsman en biechtvader te raadplegen. Toen ik Sihăstria en Sihla in juli 1974 bezocht zag ik met eigen ogen hoe armoedig Paisie leefde. Ilie Cleopa, die samen met Paisie heilig is verklaard, was de peetvader van de latere patriarch Dan Ilie Ciobotea die op 6 augustus 1987 in het klooster Sihăstria tot monnik werd gewijd. Paisie en Ilie zijn begraven op het kerkhof van hun klooster Sihăstria.
Dometie Manolache (1924-1975) raakte al op jonge leeftijd bevriend met de student, de later befaamde metropoliet Antonie Plămădeală, en is in 1949 tegelijk met Antonie in het klooster Prislop tot monnik gewijd. De geliefde biechtvader en actieve monnik Dometie is er in 1969, tien jaar nadat nonnen ook dit klooster op last van de communistische autoriteiten moesten verlaten, in geslaagd het vrouwenklooster Râmeţi (Heremieten) te heropenen. In april 1974 bezocht ik dat klooster en sprak daar ook met Dometie, die ik al eerder bij een priester had ontmoet. Wat opviel was dat er tijdens de vieringen veel jonge meisjes aanwezig waren. Bij gelovigen in deze arme streek, die zeer gesteld waren op Dometie, waren toen maar liefst 250 meisjes ondergebracht die non wilden worden, maar die hun droom door tegenwerking van de communistische autoriteiten vaak alleen met de grootste moeite konden verwezenlijken. De meisjes kwamen intussen zo vaak zij maar konden naar vieringen in het klooster. Doordat men onder het communisme het geloof op allerlei manieren brandende hield, kon Râmeţi na 1989 al gauw uitgroeien tot een groot klooster dat veel bezoekers trekt. Tussen de bedrijven door rondde Dometie tussen 1972 en 1975 een doctoraalopleiding theologie in Boekarest af. Zou hij langer hebben geleefd, dan zou hij zeker bisschop zijn geworden.
Serafim Popescu (1912-1990) studeerde van 1932 tot 1936 theologie in Sibiu. Metropoliet Nicolae Bălan stuurde hem daarna voor verdere studie naar de theologische faculteit in Cernăuţi en in 1939 naar de theologische faculteit in Athene. Hij verbleef zes maanden op Athos, ‘de monnikenrepubliek’, waarna de metropoliet hem naar de Betheler inrichtingen stuurde om meer te weten te komen over de wijze waarop men in Duitsland het diakonaat vormgaf. Dergelijke orthodoxe verpleeginrichtingen kwamen in Zevenburgen door de Tweede Wereldoorlog niet van de grond. Serafim werd in 1941 monnik in het klooster Sâmbăta, dat de metropoliet nieuw leven wilde inblazen Gedurende tien jaar (van 1944 tot 1954), met enkele onderbrekingen door tegenwerking van de communistische autoriteiten, bekleedde Serafim er de positie van abt. Vanuit dit klooster kregen anticommunistische strijders in de Karpaten tot 1955 (voedsel)hulp. De bescheiden, zachtmoedige Serafim, die ik in 1974 in het klooster Sâmbăta leerde kennen, was een geliefd predikant, liturg en biechtvader. Dankzij metropoliet Antonie Plămădeală werd het klooster, dat vele bezoekers trekt, in de jaren tachtig enorm uitgebreid.
De betekenis van deze heiligverklaring
In de orthodoxie worden geestelijken niet zozeer heilig verklaard omdat zij wonderen zouden hebben verricht, maar omdat zij door het kerkvolk reeds voor hun heiligverklaring als heiligen werden gezien en vereerd. De sobornost-gedachte, die kerkvolk en hiërarchie verbindt, speelt ook hierbij een belangrijke rol.
Elk van deze nieuwe heiligen wordt geëerd met een eigen feestdag en dus ook met een icoon. Daarop is de desbetreffende heilige afgebeeld met een gezicht dat vaak maar weinig gelijkenis vertoont met hoe de desbetreffende persoon er in levenden lijve uitzag. Sofian Boghiu wordt op 16 september herdacht, Dumitru Stăniloae op 4 oktober, Arsenie Boca op 28 november, Paisie Olaru en Ilie Cleopa op 2 december, Dometie Manolache op 6 juli en Serafim Popescu op 20 december.
Door deze heiligverklaring houdt de ROK in tegenstelling tot de Russisch Orthodoxe Kerk, de herinnering wakker aan de ellende en de terreur die het communisme over land en bevolking bracht.
Daarmee onderstreept de leiding van de ROK opnieuw de vooraanstaande plaats die deze kerk inneemt in de orthodoxie als levendige, op allerlei terreinen actieve volkskerk, die mede door haar meer dan zevenhonderd kloosters en tweeduizend parochies in Roemenië en achthonderd parochies in allerlei landen belangrijker is dan de conservatievere Russisch Orthodoxe Kerk, die geen afstand neemt van het Stalinisme. De verhoudingen tussen Boekarest en Moskou zijn vanouds dan ook niet hartelijk.
Door kloosterlingen heilig te verklaren laat men in de ROK zien hoe deze heiligen als inspirerend voorbeeld kunnen dien en hoe spiritualiteit en kloosterleven, alsmede hiërarchie en kerkvolk met elkaar verbonden zijn in een volkskerk die na 1989 alom aanwezig is via gerestaureerde en nieuw gebouwde kerken en kloosters en allerlei vormen van diaconale hulpverlening.
Met deze heiligverklaring onderstreept de leiding van de ROK hoe belangrijk men biechtvaders en de biecht vindt in het kader van een doorleefde spiritualiteit.
Pijnlijk verleden
Dat men Roemenen heilig verklaart, kan men overigens niet los zien van het Roemeens nationalisme (dat gelukkig steeds minder aanhang vindt). In het interbellum keurden veel orthodoxe geestelijken fascisme en antisemitisme goed. Dat probleem en de ellende die ‘Românism’ over tienduizenden joden en leden van andere minderheden bracht komt weinig ter sprake. De houding van de ROK onder het communisme stelt men te mooi voor; alsof collaboratie weinig voorkwam en het communistische nationalisme niet leek op dat van de fascistische organisatie, de IJzeren Garde. In de ROK neemt men onvoldoende afstand van dit immer weer gevaarlijk nationalisme en van vaak nationalistisch geïnspireerde geschiedvervalsing. Gezien dit alles verbaast het niet dat men ook bij deze heiligverklaring, net als bij de heiligverklaring van de met legendes omgeven vorst Stefan de Grote, te weinig afstand heeft bewaard tot nationalisme en een pijnlijk verleden.
Dat men Roemenen heilig verklaart onderstreept het zelfbewustzijn in de ROK, die sinds 1989 een belangrijke maatschappelijke factor is. Maar terwijl men afstand neemt van het communistisch verleden, bewaart de clerus geen afstand tot dubieuze post-communistische politici die hun zonden afkopen door kerken en kloosters financieel te steunen en de publiciteit zoeken door zich in kloosters en tijdens bedevaarten te vertonen.
Het spreekt voor zich dat deze heiligverklaring een belangrijke rol zal spelen bij de festiviteiten in 2025. Dan herdenkt men dat de ROK sinds 140 jaar autocefaal is en dat 100 jaar geleden het patriarchaat in Boekarest tot stand kwam.
Zie over dit onderwerp ook: Fascistische hagiografieën. Recente heiligverklaringen van fascistische heiligen in de Roemeens Orthodoxe Kerk – Platform Oosters Christendom
Auteur
-
Emeritus predikant dr. W.J. Lamfers studeerde in het studiejaar 1973-1974 orthodoxe theologie in Sibiu en onderhoudt sindsdien (diakonale) contacten met orthodoxen in Roemenië. Over het kloosterleven in dat land gaat zijn boek 'Stilte en eenvoud'.
View all posts