Onlangs ging in Oekraïne een wet van kracht die verstrekkende gevolgen kan hebben voor religieuze organisaties. Vooral de Oekraïense Orthodoxe Kerk (OeOK) heeft onder deze wet te lijden, omdat zij er nog steeds ervan wordt beschuldigd banden met Moskou te hebben. Alfons Brüning schetst de gecompliceerde situatie waar de kerken en hun parochianen zich momenteel in bevinden.
Op 23 september jl. ging in Oekraïne wet no. 3894-IX van kracht ‘Over de verdediging van de constitutionele orde op het gebied van activiteiten van religieuze organisaties’. President Zelenski tekende de wet op 24 augustus jl., de Oekraïense onafhankelijkheidsdag. De wet komt in de praktijk vooral neer op een serieuze beperking van activiteiten van een van de grote orthodoxe kerken in het land: de Oekraïense Orthodoxe Kerk (OeOK) onder metropoliet Onoefri.
De OeOK heeft zich losgemaakt van Moskou maar leden van deze kerk, en dan vooral leiders ervan, worden nog steeds verdacht van sympathieën voor Moskou of zelfs van stiekeme steun aan de oorlog. Mag in een land dat nu al twee jaren lijdt onder de kwaadaardige aanvallen van een buurstaat een kerk bestaan die haar oorsprong heeft in juist deze buurstaat? Of hebben de leiders en gelovigen van deze kerk zich overtuigend losgemaakt van Moskou, en worden ze ten onrechte verdacht en vervolgd? De aanvaarding van deze wet maakt weliswaar een voorlopig einde aan een juridische en politieke procedure op staatsniveau. Maar conflicten in de Oekraïense samenleving die al jaren spelen, gaan nu mogelijk zelfs scherper worden. Officieel ging het niet eens om de OeOK en komt deze kerk in de tekst van de wet nergens expliciet voor. Maar iedereen heeft het over juist deze kerk. De discussie in het parlement lijkt nu afgerond, maar de openbare discussies gaan door.
‘Russische wereld’
Voorafgaand aan de aanvaarding in het parlement waren er betogingen binnen het parlement, waar spandoeken met opschriften zoals ‘De kerk van Moskou moordt’ te zien waren. President Zelenski tekende volgens Oekraïense verslaggevers de wet met de opmerking: ‘Nu zijn de Moskouse demonen uit het land verbannen.’ Al maandenlang staan er betogers met leuzen zoals ‘Moskouse popen eruit’ voor het holenklooster in Kyiv, eerder een van de meest belangrijkste residenties van de OeOK. Begin dit jaar heeft echter de overheid het pachtcontract met het klooster niet willen verlengen en moesten de geestelijken, theologen en monniken van de OeOK het klooster verlaten.
Volgens de letter van de wet is de Russische kerk verboden die inderdaad de religieus-ideologische grondslag levert aan de invasie en de oorlog in Oekraïne; de preken van patriarch Kirill zijn daar de beste getuigenis van. In de inleiding bij de wettekst staat de Russische kerk en haar rol bij de aanvalsoorlog expliciet vermeld. De tekst heeft het verder over een verbod op religieuze organisaties die hun basis hebben in een vijandige staat die propaganda en haatpreken verspreiden. Verder gaat het in de wettekst om bepaalde leerstellingen en ideologieën. Er wordt melding gemaakt van het concept van de ‘Russische wereld’, volgens welke Oekraïne een integraal onderdeel van Rusland zou zijn en het oosters-christendom alleen onder het dak van de Russische kerk kan bestaan. Dit is al langer de officiële opvatting van de Russische kerk en van de Russische president.
Het verspreiden van de ideeën en argumenten van de ‘Russische Wereld’ is sinds de nieuwe wet in Oekraïne strafbaar. Evenzeer zijn religieuze organisaties verboden die een verbinding met de Russische kerk of met de Russische staat hebben. Een religieuze organisatie die hiervan wordt verdacht heeft van nu af aan negen maanden de tijd om het tegendeel te bewijzen. Maar de wet heeft bij nadere bestudering aardig wat zwakke punten. Vanuit Europese NGO’s bestaat er serieuze twijfel of de nieuwe wetgeving te rijmen valt met Europese standaards van vrijheid van religie. Sterker nog, door de wet worden de interne conflicten in de Oekraïense samenleving uitvergroot.
De grootste kerk van het land: de OeOK
Voor zover de OeOK van een nog steeds bestaande affiliatie met Moskou en de Russisch Orthodoxe kerk (ROK) wordt verdacht en de geestelijken en gelovigen als voorstanders en voorvechters van de ‘Russische wereld’ worden gezien, heeft dit verbod betrekking op de OeOK in haar geheel. Nog steeds is de OeOK de grootste religieuze instelling in Oekraïne met ook in 2024 ruim 8.000 parochies, kloosters en instellingen, en (einde 2022) meer dan 15.000 priesters en monniken. Hoeveel gelovigen ze precies telt is moeilijk te bepalen, maar het zijn er zeker tussen de negen en tien miljoen. Daartoe behoren ook mensen die zich ‘gewoon orthodox’ noemen. Hoe men het ook berekent, in Oekraïne is het van oudsher zo dat de loyaliteit van gelovigen vooral naar de lokale priester gaat en niet aan de overkoepelende kerk. Hier precies begint het probleem. Vrijheid van religie is in Oekraïne nu een issue op het niveau van de parochies. Dat zit zo. De OeOK heeft al lang duidelijke stappen gezet om haar onafhankelijkheid van Moskou te laten zien, alsook haar afkeur van de door onder anderen patriarch Kirill theologisch onderbouwde oorlog. Leden van de OeOK vechten in het Oekraïense leger, of dragen door geld en vrijwilligerswerk bij aan steunende structuren en zijn zo actief betrokken bij de verdediging van het land. Ook hebben de mensen in het oosten van het land, van Odessa en Cherson tot de gebieden van Zaporizja en de Donbas, het meest te lijden van de oorlog. In dit gebied liggen van oudsher de meeste parochies, kloosters en kerken van de OeOK, en het Russische is hier de dominante taal.
Los van Moskou
Vanuit de Oekraïense overheid boog een groep experts zich begin 2023 in opdracht van de ‘Overheidsdienst voor etno-politiek en vrijheid van geweten’ (DESS – ukr. Державна служба України з етнополітики і свободи совісті (ДЕСС)), onder andere verantwoordelijk voor religieuze kwesties, zich over de nieuwe statuten van de OeOK. Ze kwamen kort daarna met een rapport waarin duidelijk staat dat de verbinding met Moskou er nog steeds is, maar dat die hooguit tijdelijk rust. Tevens steeg de alertheid van niet alleen de geheime diensten, maar kwam er ook ruime aandacht van de publieke opinie en media: is er sprake van collaboratie in woord of daad? Gaat het om enkele ‘zwarte schapen’ of om een meerderheid? Wat is regel en wat is uitzondering? Naast alle betogingen van Oekraïens patriotisme en afkeur voor de Russische agressie onder OeOK-leden, liet menig bisschop en priester zich ook na het uitbreken van de oorlog nog lang horen met uitlatingen en statements, die men toch als in lijn met de ‘Russische wereld’ kon beschouwen: kritisch tegenover de Oekraïense regering, door Rusland stereotype als ‘nazi-regime’ bestempeld, kritisch tegenover westerse hulp en de Europese cultuur, die evenals bij Kirill werd gereduceerd tot gay-pride parades, en met verwijzingen naar de Russische ’speciale militaire operatie’ in plaats van naar een oorlog. Soms, zoals bij monniken van het beroemde in de Donbas regio gelegen klooster van Svjatohirsk, gaan zondenverhalen, ascetisme en kritiek op Europa gepaard met afkeur van geweld en van de oorlog.
Is dit dan ook al strafbaar?
De formuleringen in de nieuwe wet zijn nog steeds vaag en daarom door juristen zwaar bekritiseerd. Het is immers een juridisch principe dat strafbare feiten een heldere definitie moeten krijgen. Is het doorgaan met vieren van de liturgie in het Kerkslavisch en deels in het Russisch (en dus niet in het Oekraïens), zoals dat in menig oosterse parochie de praktijk was, een teken van sympathieën voor de ‘Russische Wereld’ en een impliciete goedkeuring van de Russische aanval? Al voor de oorlog was de liturgische praktijk onoverzichtelijk, als gevolg van het naast elkaar bestaan van twee orthodoxe jurisdicties. Dit valt onder meer te wijten aan het ontbreken van homogene en maatgevende liturgische boeken in het Oekraïens. De nieuwe wet geeft over de ‘ideologie van de Russische Wereld’ een vage en vooral een polemische definitie als dat het gaat om een ‘Russische neokoloniale doctrine, aan de grond van welke chauvinistische, nazistische, racistische, xenofobe, religieuze ideeën, voorstellingen en doelen liggen, en de vernietiging van Oekraïne, een genocide aan het Oekraïense volk…’ Voor juristen laat deze definitie opnieuw te veel ruimte als het erom gaat om te bepalen of het bij een statement, een preek, een brochure of een post op de sociale media daadwerkelijk om ondersteuning van de ‘Russische wereld’ gaat.
Overheidsinstellingen mogen van nu af aan het initiatief nemen en van religieuze organisaties concrete bewijsvoering vragen dat er geen verbindingen van welke aard dan ook met de staat van een agressor bestaat. Als deze bewijsvoering niet als voldoende wordt beschouwd, kan de organisatie worden verboden of opgeheven. Men moet zich daarbij realiseren dat een ‘religieuze organisatie’ en dus een juridische eenheid volgens de Oekraïense wet, niet duidt op de grote overkoepelende organisatie (de kerk en haar hoofd dus), maar het gaat om de aparte parochie, de diocese, theologische academie, die allen apart als juridische eenheid en religieuze instelling geregistreerd staan. Ze hebben, als gezegd, negen maanden de tijd om aan te tonen dat er geen banden met Moskou bestaan. Omdat de criteria niet duidelijk blijken, kan dit uitlopen op willekeurigheid van de kant van lokale autoriteiten of tenminste op een langdurige rechtszaak, terwijl de wet alleen een bepaalde rechtbank in Kyiv als hof van appel toelaat. En het is niet duidelijk of een appel uitstellende kracht heeft.
Kerkvervolging
Volgens menig westers waarnemer kwam de vrijheid van religie, sinds 1991 gegarandeerd in de Oekraïense constitutie, de laatste anderhalf jaar steeds verder onder druk te staan. Buitenlandse experts uitten al kort na publicatie van het rapport van januari 2023 ernstige twijfels, en noemden het ‘vooringenomen’. De leider van de DESS, Viktor Jelenski, wees deze argumentatie echter direct af. Ook was ‘wetvoorstel 3781’, de schets voor het huidige nieuwe wet, volgens menig internationaal expert niet te rijmen met de wetgeving bij de Europese Hof van Mensenrechten in zake vrijheid van religie was. Leden van de OeOK en buitenlandse commentatoren beweerden dat de Oekraïense wetgeving al voldoende regelingen bevat om strafbare feiten zoals haat zaaien, het verstoren van openbare vrede, propaganda of spionage, te bestraffen. Bestraft worden dan individuele personen of groepen, voor individuele overtredingen. Een verbod van een religieuze organisatie als geheel is iets anders, en volgens het Europees recht ook nauwelijks mogelijk.
Binnen de OeOK spreken velen van ‘christenvervolging’ of ‘kerkvervolging’. Het probleem hierbij is vooral dat deze terminologie nauwelijks te onderscheiden is van die van het Kremlin. Uitvoerige documentaties van dergelijke vervolgingen staan op de website van het Russische Ministerie van Buitenlandse zaken, zijn selectief en vaak propagandistisch van aard. Het Moskouse patriarchaat is voor de OeOK een twijfelachtige bondgenoot. Metropoliet Onoefri heeft zijn functie als lid van de Heilige synode van bisschoppen in Moskou sinds twee jaren niet meer ingevuld. De Russische Kerk houdt desondanks vast aan het idee van de OeOK als een integraal onderdeel van haar kerk, en negeert daarbij de verklaringen van de OeOK van de afgelopen twee jaren. De opstelling van Moskou wordt door de Oekraïense overheid als overtuigend bewijs voor een nog steeds bestaande relatie gebruikt. Daarentegen wijzen OeOK-geestelijken erop dat ze hierover niet bevraagd zijn, evenmin als de inwoners van de Krim of de recent door Rusland ingelijfde gebieden van Cherson, de Donbas of Zaporizja. Anders is de argumentatie van de staat. Bij de DESS wil men niets weten van ‘kerkvervolging’. Sterker nog, er kan volgens hun geen sprake zijn van vervolging op basis van een oosters-christelijk geloofsbelijdenis, maar alleen op basis van de affiliatie van een organisatie met het religieuze centrum in een vijandelijke staat.
Er is dan ook een schijnbaar makkelijke uitweg voor elke parochie om afstand tot de ‘Russische Wereld’ en de Russische kerk te tonen, namelijk door over te stappen naar een andere jurisdictie, de Orthodoxe Kerk in Oekraïne (OKOe) onder leiding van metropoliet Epifanij. Omdat de theologische verschillen tussen de twee grote orthodoxe kerken in het land minimaal zijn of eigenlijk niet bestaan, is dat in de ogen van de overheid klaarblijkelijk de voor de hand liggende oplossing. DESS voorzitter Viktor Jelenski gaf bij gelegenheid weliswaar aan dat dit in de ogen van de overheid niet de beoogde doelstelling was en men tevreden zou zijn als de kerkleiding zich nogmaals in een brief naar Moskou officieel losmaakt van verbindingen met de Russische kerk, en de Heilige synode in Moskou.
Desondanks wordt op lokaal niveau de druk op de parochies, op leerinstellingen, kloosters een geestelijke leiders steeds groter. Sinds 2019 hebben rond 1800 parochies de overstap al gemaakt, een groot deel van hun tijdens de oorlog. Het gaat om ca. 14% van alle parochies. Dit verliep overigens niet overal vreedzaam. Ook als het wel het geval was, bleek het niet eenvoudig: orthodox kerkrecht laat bijvoorbeeld alleen maar één bisschop voor een bepaalde provincie (eparchie) toe. Belangrijker zijn culturele en mentale argumenten. Op de voor de hand liggende vraag waarom ze deze overstap weigeren, antwoorden priesters en gelovigen vaak zoiets als: ‘Ik blijf bij mijn kerk.’ Of ze komen met het argumenten van canoniciteit. De concurrerende OKOe zou dan slechts een kunstmatig schepsel zijn, geen echte (canonieke) kerk en niet in de lijn van de apostolische successie (de generatieopvolging van de bisschoppen die teruggaat tot aan de apostelen). Men mag dit subjectief noemen, irrationeel of zelfs theologisch strijdig, maar juist dit is vanuit het perspectief van vrijheid van religie, het beslissende argument. Vrijheid van religie garandeert namelijk exact dit element van subjectiviteit, zolang het voor de samenleving of voor de individuele mens zelf geen gevaarlijke gevolgen heeft.
De wet staat bovendien in lijn met andere, zogeheten ‘postkoloniale’ initiatieven van de overheid en tendensen in de samenleving om alles wat hoe dan ook verbonden is met Rusland (de Russische taal, cultuur en literatuur) uit het openbaar leven te weren. Anderen, met name buitenlanders maar ook Oekraïners zelf, waarvan een groot deel min of meer tweetalig is, vinden dat onterecht en overdreven en wijzen op onschuldige slachtoffers. In feite geldt dat ook in kerkelijk verband waar lang niet iedere lid van de OeOK terug naar de ‘Russische Wereld’ wil.
De kerkleiding van de OeOK zwijgt en metropoliet Onoefri in het bijzonder, wat hem door veel priesters en parochianen wordt verweten. Niet iedere gelovige kan in theologisch en juridisch overtuigende termen uitleggen, waarom hij of zij bij zijn kerk wil blijven. Als gezegd, de loyaliteiten gaan traditioneel vaak vooral naar de parochie en de priester en niet naar de jurisdictie waar de kerk onder valt. Voor de overheid daarentegen geldt het principe ‘schuldig in geval van twijfel’, wat in tijden van oorlog psychologisch begrijpelijk is, maar de situatie in het land niet verbetert.
Vooralsnog is de OeOK er nog, maar haar voortbestaan wordt steeds moeilijker. De situatie tussen de twee grote orthodoxe kerken in het land is slechter dan ooit. Her en der zijn er initiatieven voor een dialoog, maar dit is mondjesmaat. Dialoog lijkt niet eens meer gewenst. Voor een land dat sinds voorjaar 2023 een perspectief kreeg geboden om lid te worden van de Europese Unie ligt hier, mogelijk op lange termijn, een serieus probleem.
Auteur
-
Hoofdredacteur 'Platform Oosters Christendom’ en directeur IvOC. Alfons is historicus en religiewetenschapper met speciale interesse in de oosters-christelijke kerkgeschiedenis. Hij richt zich met name op de sociale leer van het oosterse christendom en mensenrechten.
View all posts