In het iconenmuseum in het Duitse Recklinghausen is onlangs de expositie geopend Icons-in-between over de status van iconen in de grensgebieden van het Turkse, Habsburgse en Russische rijk. Joop van Banning, jezuïet, was bij de opening en zeer onder de indruk van de tentoongestelde religieuze kunstwerken. Hij reflecteert niet alleen op de expositie maar ook op het verschil in religieuze kunstbeleving tussen Oost en West.
De kunst van de christelijke kerken is pas schoorvoetend ontstaan. Ze krijgt enigszins gestalte zo rond de overgang van de derde naar de vierde eeuw, ook omdat er nauwelijks kerkgebouwen waren voor Constantijn de Grote (ca. 273-337). Het waren waarschijnlijk vooral joodse afbeeldingen, die vanaf ongeveer de derde eeuw in groten getale begonnen op te duiken in bijbelhandschriften, op mozaïekvloeren van synagogen en in fresco’s op de wanden van synagogen, die als een grote impuls voor de christenen hebben gediend.
Rond het oostelijk bekken van de Middellandse Zee moeten hun afbeeldingen, nog voor het begin van de achtste eeuw, een grote vlucht genomen hebben. In die laatste periode kwamen Armeense keizers aan de macht in Byzantium, die een iconoclastische politiek voerden. Dit leidde totaan de komst van de kerkvader Johannes van Damascus (676-749) tot grote vernielingen. Johannes, die leefde onder islamitische heerschappij in de buurt van Bethlehem, gaf met zijn geschrift Tegen hen die de iconen smaden een grote impuls voor de herstelling van een iconenverering aan het einde van de 8e eeuw (2e Concilie van Nicea 787).
Een totaal verschillende kunst ontstond in het Westen van Europa, die pas echt goed op gang kwam met de gotische bouwstijl. Men begon toen ook driedimensionale afbeeldingen van mensen, heiligen en Christus aan de buitenkant van kathedralen af te beelden, zoals die in Chartres. Wat de beeldenstormers dus vernietigden (de eerste beeldenstorm vond in Basel plaats in 1529 en was voor Erasmus de aanleiding om de stad voor zes jaar te verlaten), was een kunst die pakweg pas in het midden van de 14e eeuw was ontstaan.
Iconen en beelden
Zo kwamen er twee totaal verschillende werelden. Enerzijds waren er de iconen; ze waren meestal klein van formaat maar met uiterste precisie gemaakt, met kostbare materialen en ook echt vereerd door de gelovigen, zodat ze een rol kregen in de liturgie. Anderzijds de standbeelden van heiligen, die ook los van de muur konden staan. Beelden die onderwerp waren geweest van volksdevoties, maar tijdens de beeldenstormen omver werden getrokken.
De iconen geven eerder toegang tot geloofsbegrippen dan tot menselijke personen, terwijl men in het Westen vooral de historische werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk ten tonele wilde voeren, met als gevolg dat men zich daarin ook kon inleven. Een typisch gevolg was, dat de iconen vaak een sacraal karakter kregen. Men sprak zelfs van iconen die ervoor zorgden dat er wonderen geschiedden. In het Westen daarentegen, vooral sinds het begin van de 13 eeuw had men het eerder over eucharistische wonderen. Het wonderbaarlijke werd daar vooral gezocht in de door de eucharistie ontstane gestalten van brood en wijn.
De tentoonstellingscatalogus
In Recklinghausen, het museum met de grootste verzameling iconen in West-Europa, is momenteel de tentoonstelling te zien Icons In-Between. Met deze expositie beogen de samenstellers inzicht te geven in geografische tussengebieden, waar al die iconen ontstaan zijn, en biedt zo een aangename kennismaking niet alleen met de kunst van historische grensgebieden in Oost-Europa, maar ook met de geloofsbeleving van de mensen die daar leven. Als zodanig heeft deze tentoonstelling ook een grote actualiteit, denk alleen al aan het conflict tussen Rusland en de Oekraïne.
De bij de expositie behorende catalogus is uitstekend verzorgd door een team wetenschappelijke medewerkers onder leiding van dr. Liliya Berezhnaya van de Oostenrijkse Academie der Wetenschappen. Al maakt deze zorgvuldig samengestelde catalogus een bezoek aan de tentoonstelling uiteraard niet overbodig.
In Icons In-Between wil men vooral iconen aan bod laten komen, die vervaardigd werden in de grensgebieden van de drie grote machten, die eens de politieke kaart van het Oosten van Europa bepaalden: het Russische Rijk (orthodox), het Habsburgse Rijk (katholiek) en het Turkse Rijk (islamitisch). Dit leidde tot een wederzijdse beïnvloeding van de gelovigen van de drie religies. Er is voor gekozen om bij de uiteenlopende thema’s objecten die met verschillende materialen tot stand zijn gekomen te laten zien. Er komen dus niet alleen iconen in engere zin aan bod, maar ook afbeeldingen op hout of zogenaamde achter-glas schilderingen, die vaak in grote series werden vervaardigd, o.a. in Roemenië. Deze in serie vervaardigde iconen leidden ook tot een zekere democratisering van de kunst: denk aan devotionele objecten, die soms alleen maar tot stand kwamen als herinnering aan een pelgrimstocht. Het gaat bij de tentoonstelling dus niet alleen om kostbare objecten vooral voor een kerk bestemd, maar ook om wat het volk nu als mooi bestempelde.
Kyiv
De inleiding in de catalogus sluit af met een reflectie op de Madonna van Czestochowa, waarvan op de tentoonstelling een interessante Russische variant getoond wordt, maar die ook in een realistischere afbeelding op de kalender-icoon getoond wordt. Ook wordt de Roemeense icoon van de kroning van Maria als een ‘icon-in-between’ vermeld: ditmaal onder invloed van katholieke voorstellingen. Het is jammer dat ook de Oekraïense of Russische ‘Schutzmantel-Madonna’, een bijdrage van het Ikonenmuseum Kampen, niet ook is herleid tot westerse afbeeldingen, zoals het Mariabeeld in de kerk van de jezuïeten te Innsbruck (Oostenrijk), waaromheen in de 16e eeuw het Duitse lied ‘Maria, breite den Mantel aus’ ontstaan is.
In ieder geval sluit deze alinea volkomen terecht af met een opmerking over de kalender-icoon: ‘Dit icoon brengt niet alleen iconografische en theologische tradities bij elkaar, maar ook nationale symbolen, waarbij de grenzen tussen rijken, toekomstige natiestaten en confessies vervagen.’ In wezen geldt dit voor alle tentoongestelde iconen. De nadruk valt, ondanks de brede opzet, toch ook bijzonder op Kyiv, de vroegste plaats waarin een Rijk van de Rus is ontstaan en die zo veel betekend heeft in het verleden voor de Russische identiteit. Dat is niet zo vreemd, aangezien Berezhnaya ook zelf van afkomst een Oekraïense is.
Bijzonder mooi zijn drie afbeeldingen die met de hoofdstad van dit laatstgenoemde land te maken hebben. Op de eerste plaats het hoofd van de heilige Barbara, een martelares uit de vroegste tijd van het christendom te Nikomedia, waarvan de relikwieën naar Constantinopel verhuisd waren, en die in ons land vooral in het vroegere mijnbouwgebied een grote bekendheid heeft verworven. Haar cultus schijnt naar Kyiv overgeslagen te zijn door het huwelijk van een dochter van de Byzantijnse keizer met een prins aldaar. Verder zien wij een afbeelding van Maria op haar doodsbed, die mij onmiddellijk deed denken aan een Byzantijns heiligdom ‘Het graf van Maria’, dat aan de voet van de Olijfberg ooit aan het einde van het Kedrondal te Jeruzalem moet hebben bestaan. Dit was voordat de Koerdische generaal Saladin (ca. 1137-1193) uit eerbied voor de Moeder Gods van de Kruisvaarders-kerk alleen nog maar de crypte liet voortbestaan (1187).
Verder een prachtige afbeelding van de Dormition-kathedraal met de omliggende grotten, waarin nog voor het vreselijke schisma van 1054 tussen de orthodoxe kerken en de katholieke kerk, een klooster ontstond. De twee stichters, heiligen, zijn er ook afgebeeld. Boven de kathedraal is eveneens een ‘Maria met kind’ afgebeeld: ze ziet neer op de Dnjepr en de grote kerk van de stad. Een icoon daarentegen, gemaakt in de buurt van Kaiseri (Caesarea), de hoofdstad van Cappadocië in het midden van Anatolië, vormt een soort van contrast. Zij is geschapen aan het einde van de 18e eeuw en laat vooral de bisschopsstad van de oosterse kerkvader Basilius de Grote (4e eeuw) zien. De hoofdstad is afgebeeld met minaretten en moskeeën, zoals zij in die tijd was, als een soort van handreiking naar de islamitische medeburgers.
Actueel
De tentoonstelling heeft natuurlijk ook een zeer actuele betekenis, omdat het gaat om de vraag, of er niet veel meer is dat Oost en West verbindt dan wat ze scheidt. Maar is het wel mogelijk twee zo verschillende stromingen als de oosterse en westerse iconografie met elkaar te verbinden? Bij een oosterse iconen liggen niet alleen de onderwerpen vast, maar ook hoe je ze moet uitbeelden; dat je vooraf moet bidden en je voegen in een traditie van de afbeeldingen. Daarvoor zijn talloze Griekse termen uitgevonden, zoals hoe Maria met haar kindje afgebeeld wordt: hodegitria voor een Maria die op Jezus wijst als de weg, of glykophilousa of eleousa voor een Maria met Jezus op haar arm, die denkt aan de lijdende Christus.
De Poolse paus Johannes Paulus II (1978-2005) heeft eens het katholieke Westen en de oosterse orthodoxie vergeleken met de twee longen van de kerk, en hij trof hiermee zeker de kern van de zaak, voor zo ver het om de kerkelijke kunst gaat. En al heeft Polen als een grensgebied altijd een sterke band met het Westen behouden door een grote eerbied voor de Latijnse taal en westerse liturgie, niettemin is het onder meer door de Madonna van Czestochowa met het Oosten verbonden. De aandacht van de tentoonstelling gaat vooral ook uit naar de eilanden van de Griekse archipel die lang onder Venetië ressorteerden (tot de Turken kwamen), naar Roemenië met haar vele Duitse immigranten en naar Oekraïne en Belarus.
De iconen zoeken vooral een toegang tot abstracte begrippen, bepaalde houdingen, en tonen daarom een omgekeerd perspectief. Dat wil zeggen dat datgene wat iets verder staat juist groter afgebeeld wordt en niet kleiner. Je wordt als toeschouwer als het ware het beeld binnengezogen. Iconen worden daarom ook wel eens ‘vensters van de eeuwigheid’ genoemd.

- Icons In-Between. Eastern Christian Art from Border Areas Belarus, Ukraine, Romania, Western Balkans, Greece
- Edited by Liliya Berezhnaya, in cooperation with Lutz Rickelt
- Recklinghausen 2025.
- De tentoonstelling is te bezichtigen t/m 6 juli 2025
Auteur
-
Dr. Habil Joop van Banning SJ trad in 1966 in bij de Jezuïeten en ontving zijn priesterwijding in1983. Hij gaf les in Rome (Gregoriana Universiteit; patristiek) en Innsbruck (Universiteit; dogmatiek en theologiegeschiedenis) en aan Nederlandse seminaries. Momenteel werkt hij samen met een groep van de Université de Fribourg aan een kritische uitgave van het Opus imperfectum in Matthaeum.
Bekijk Berichten