Maria Salus Populi Romani: de verhalen achter de Maria icoon

Toen Hubert Hendriks op een miniatuur van de Gregoriusprocessie van de Gebroeders van Lymborch zag dat er een Maria icoon werd meegedragen, was zijn interesse gewekt.  Helemaal toen hij zag dat een priester in rode koorkap de icoon droeg. Deze figuur vormde voor hem de aanleiding om dieper in de geschiedenis en betekenis van de Maria Salus Populi Romani te duiken. Daarbij verzocht hij Ikonenatelier Rafaël in Malden de icoon na te maken in het handzame processie formaat. Hendriks neemt ons mee in de ontstaansgeschiedenis van deze bijzondere Maria icoon.

Aan de diverse werken van de gebroeders kun je merken dat zij de vele verhalen uit de Legenda Aurea tijdens hun jeugd in hun moedertaal hebben gehoord. Deze ‘Gouden’- of ‘Gulden’-legende stamt uit de 13e eeuw en bestaat uit een middeleeuwse verzameling van heiligenlevens en kerkelijke feesten die zijn geordend volgens het kerkelijk jaar. In de levensbeschrijving van Sint Gregorius die in dit boek is opgenomen,  wordt een Gregoriusprocessie, inclusief de Maria icoon Salus Populi, beschreven. Onlangs werd de Legenda Aurea in zijn geheel opnieuw vertaald.

Maria Salus Populi Romani
Maria Salus Populi Romani (foto replica Ikonenatelier Rafaël)

De oorspronkelijke Maria icoon (formaat 117 x 79) neemt binnen het brede veld van de iconografie een aparte en best wel exclusieve plaats in. Zij wordt gerekend tot de belangrijkste schatten van de katholieke kerk. Alleen dat al geeft de vroegchristelijke icoon een bijzondere status. De icoon is eeuwenoud, er is vaak aan gesleuteld en dat houdt in dat heel wat deskundigen de oude icoon hebben beoordeeld, steeds vanuit hun eigen tijdsbeeld. De laatste restauratie is van 2017.

Voorgeschiedenis

Op het moment dat het christendom staatsgodsdienst werd, bedacht men in het edict van Milaan in 313 een extra eretitel voor Maria. Daarbij greep men terug op de rijke traditie aan eretitels voor de Romeinse keizers. De gekozen titel ‘Salus Populi Romani’ voor Maria functioneerde al voordat er überhaupt sprake was van de aanwezigheid van de later zo genoemde icoon in Rome.

De middeleeuwers hielden wel van een goed verhaal dat vervolgens een soort van waarheid werd. Ons hedendaags denken over waarheid en feiten is enigszins anders geworden maar het is belangrijk gevoelig te zijn voor de waarheidsbeleving van de middeleeuwer. Zo is ooit ergens het verhaal ontstaan dat de icoon door de evangelist Lucas was geschilderd op een raam van cederhout dat Jezus had gemaakt in de werkplaats van zijn vader Jozef. Deze ‘waarheid’ houdt nog steeds stand in een aantal streken van de wereld. Ergens ontstond ooit ook het verhaal dat in de vierde eeuw Helena, de moeder van de Romeinse keizer Constantijn, bij de zoektocht naar het kruis van Jezus Christus deze icoon heeft gezien en meegenomen naar Rome. Ook deze ‘waarheid’ is een rol blijven spelen rondom de geschiedenis van de icoon.

Onderzoek geeft voedsel aan het vermoeden dat de icoon rond 490 is gemaakt in de Byzantijnse traditie. Het is daarnaast waarschijnlijk dat de oorsprong van de icoon ouder is, en oorspronkelijk gemaakt is in de techniek van de encaustiek, zoals bij Egyptische Fajoemportretten. Deze techniek komt uit het oude Egypte, waarbij men schildert met hete bijenwas die gekleurd wordt met pigment. De afbeeldingen zijn heel realistisch.  Deze techniek werd ook gebruikt in het vroege christendom. Voorbeelden daarvan zijn te zien in het Katharina klooster in de Sinaï.

LBH Folio 73r. uitsnede

Eind zesde eeuw vond men in Rome de Romeins-Perzische oorlogen te bedreigend voor de icoon en daarom werd die met veel vertoon vanuit het Byzantijnse rijk naar Rome overgebracht. Ook deed het verhaal de ronde dat paus Gregorius de Grote in 590 een processie organiseerde om de pest te verdrijven en dat daarbij de Maria icoon werd meegedragen. Een smeuïg verhaal met veel details dat succesvol en triomfantelijk afsluit met het einde van de pestepidemie op het moment dat de engel Michaël zijn zwaard in de schede steekt. De Gebroeders van Lymborch uit Nijmegen hebben daar begin 15e eeuw een prachtig miniatuur over gemaakt met Rome op de achtergrond. Paus Gregorius I loopt zelf mee achter de reliekschrijn van de heilige Petrus.

Onderzoekers bleven door de eeuwen heen moeite doen om meer te weten te komen over de oorsprong van de icoon. Het verhaal over de icoon die werd ingezet bij de Gregoriusprocessie om de pest te verdrijven, zoals vermeld in de Legenda Aurea, had voor de middeleeuwer een hoog waarheidsgehalte gekregen en dat is eeuwenlang zo gebleven. Wellicht vanuit een andere kijk maar met eenzelfde devotie bad paus Franciscus vanaf 2020 bij de icoon met het einde van de corona epidemie als intentie.

Paus Franciscus tijdens zijn Covid 19 gebeden

Verblijfplaats

Vanaf 432 werd in Rome de Santa Maria Maggiore gebouwd. Deze basiliek, speciaal gewijd aan de Moeder Gods (Theotókos), werd van meet af aan het onderkomen van de icoon. Dat is zo gebleven. Bij de aankomst van de icoon in Rome in 590 werd de beeltenis van Maria en Jezus boven de deur naar de doopkapel geplaatst. Vanaf 1240 wordt de icoon een onderdeel van een marmeren tabernakel. Ongetwijfeld is de icoon daarin gepositioneerd onder het zingen van Regina Coeli, ‘koningin van de hemel’. De gregoriaanse Maria antifoon Regina Coeli stamt uit de 12e eeuw en wordt in de katholieke kerk met name gezongen in de periode van Pasen tot Pinksteren.

Tijdens de contrareformatie kwam er meer aandacht voor de religieuze betekenis van afbeeldingen. De icoon van Maria had intussen steeds meer de status van een reliek gekregen (daar kom ik later op terug). Begin 17e eeuw liet paus Paulus V (paus van 1605 -1621) daarom in de basiliek een speciale kapel bouwen voor de vermaarde icoon, ingericht met veel marmer en overdadige rijke versieringen ingericht. Naar mijn mening valt de eenvoud van de Maria afbeelding nogal in het niet bij die overdadige classicistische- en barokstijl.

Madonna della Vallicella van Rubens

Opmerkelijk

De bewondering voor de icoon ging ver. Zo kreeg Rubens in 1606 de opdracht voor een schilderij in de Chiesa Nuova. Volgens het contract moest de schildering een uitneembaar medaillon met de afbeelding van de Maria Salus Populi bevatten. Rubens schilderij is bewaard gebleven en hangt nog altijd op dezelfde plaats in de Chiesa Nuova en draagt de naam ‘Madonna della Vallicella’. Rubens was er de man niet naar om een exacte kopie te schilderen.

De afbeelding, Theotókos en Mètèr Theou

Theotókos staat voor Die God gebaard heeft. Een dergelijke icoon wil ons vertellen dat de mens Maria bij de geboorte van haar zoon Jezus als een moeder van God werd. In het verlengde daarvan besloot men in 431 tijdens het concilie van Efeze dat Maria ‘moeder Gods’ is. De letters ‘MP en ΘY verduidelijken dat hier Maria de moeder van God wordt afgebeeld. Deze Maria Mètèr Theou toont een Maria die naar de mensheid kijkt.

De figuur straalt waardigheid en grandeur uit. In haar enigszins strenge blik bespeur je ook wijsheid. Haar donkerblauwe kleding over een rode tuniek kan de oorsprong van de icoon onzeker maken omdat het dure blauwe pigment voor de kleding van Maria pas vanaf de 12e eeuw in het westen gebruikelijk wordt en dan met name haar heiligheid, deugd en bescheidenheid wil uitdrukken. In de Byzantijnse traditie wordt Maria merendeels in een rode mantel afgebeeld. Het is niet onmogelijk dat een wisseling van kleur tijdens restauraties is gebezigd.

Het Jezuskind zelf lijkt op deze afbeelding enigszins ondergeschikt. Jezus draagt wel een Bijbel als directe verwijzing naar God, immers Gods woord. Jezus ziet er als een jongeling uit omdat hij volgens de overlevering met een volwassen geest is geboren. Hij maakt een zegenend gebaar. Door de wijze waarop Maria Jezus vasthoudt, kan de icoon gerekend worden tot het oudste type icoon de Maria Hodegetria,  ‘Zij die de weg wijst’. Maria wijst op deze iconen met een hand naar Jezus. De relatie met Jezus is daarbij enigszins afstandelijk en Jezus is bovendien een kleine volwassene. De meestal wijzende rechterhand rust op deze icoon op de linkerhand, hiermee toont Maria volgens mij haar genegenheid. Vanuit links het middel van Jezus omarmend, de hand op de knie en met de rechterarm het middel omsluitend. Deze houding kom je weinig tegen in de iconografie en is mijn inziens een belangrijke variatie binnen de traditie. De lichtblauwe stof in Maria haar linkerhand is een mappula, een ceremonieel symbool dat stamt uit het keizerlijk Rome. Hiermee worden haar titels als ‘heilbrengend voor het Romeinse volk’ en ‘koningin van de hemel’ nog eens onderstreept. Ook het dragen van een ring door Maria komt op iconen vrijwel nooit voor.  De gouden achterwand completeert de icoon en maakt ons duidelijk dat het hier een hemels tafereel betreft. Er is zelfs een tijd geweest dat op de Maria icoon juwelen waren aangebracht. Die zijn na 1954 verwijderd. Het aanbrengen van juwelen heeft mogelijk te maken met het mozaïek van de kroning van Maria uit de 13e eeuw in de apsis van de Santa Maria Maggiore. In de rijke Byzantijnse traditie zien we meerdere met sieraden en juwelen gedecoreerde afbeeldingen van Maria, Regina Coeli.

Maria Salus Populi als reliek

De kerk kent een rijke traditie van afbeeldingen en restanten van heiligen (relieken) waaraan bijzondere krachten worden toegedicht. Die relieken werden vaak in rijkversierde objecten bewaard. Maar ook beelden van heiligen kregen steeds meer betekenis. Deze vooronderstellingen zijn door de eeuwen heen zowel vanuit het Oude Testament als later in de periode van het iconoclasme en nog later door Luther betwist.

Paus Gregorius (6e eeuw) verkondigde in zijn tijd dat afbeeldingen en verhalen van heiligen van waarde kunnen zijn om te helpen de Bijbelse boodschap duidelijk te maken. In de Legenda Aurea zien we hoe deze redenering een eigen leven is gaan leiden. Zo lezen we dat paus Gregorius de Maria icoon als machtsmiddel inzette om de pest te verdrijven.

Van Maria zijn geen fysieke restanten bewaard gebleven. Deze icoon echter kreeg met name door het verhaal dat het een authentieke afbeelding was van Maria, met behulp van engelen geschilderd door Lucas, een bovennatuurlijke waarde.  Ten tijde van de contrareformatie in de 16e eeuw werd nog eens extra bevestigd dat de Maria Salus Populi Romani icoon daadwerkelijk Maria, koningin van de hemel vertegenwoordigde met alle krachten van dien. De icoon was immers eeuwenlang van betekenis geweest als tastbaar en voelbaar heilbrengend voor Rome. De 14e augustus, de avond voor het feest van Maria’s ten hemelopneming, was in Rome een van de hoogtepunten van het kerkelijk jaar. Het werd zaak deze Maria icoon boven Rome uit te tillen en Maria Coeli uit te dragen als heilbrengend voor de gehele wereldkerk en zo geschiedde. In 1954 werd Maria-Tenhemelopneming middels Paus Pius XII zelfs een dogma. De kapel van Paulus V uit 1606 sloot naadloos op deze promotie aan; Maria als hemelse koningin te midden van een indrukwekkend engelenkoor. Al eerder had Ignatius van Loyola bij de icoon zijn eerste mis opgedragen waardoor de icoon van betekenis werd voor de Jezuïeten

Gebroeders van Lymborch (1416†)

Vanaf het midden van de veertiende eeuw leefden in Nijmegen de kunstenaarsfamilies Maelwael en Van Lymborch. Beeldensnijder Arnold van Lymborch huwde rond 1385 met Mette Maelwael en zij kregen vijf kinderen. Van de oudste drie, Herman, Paul en Johan, weten we dat ze zoals gebruikelijk in deze families opgeleid werden in het kunstenaarschap. Tegen het einde van de veertiende eeuw zijn de orderportefeuilles bij de ateliers van de families slecht gevuld. De broer van Mette, Johan Maelwael vertrekt naar Parijs en gaat werken bij Filips de Stoute. Tot overmaat van ramp sterft de vader, Arnold. Mette zit met haar handen in het haar en besluit de oudste drie naar haar broer te sturen in de hoop dat in Parijs wel werk is te vinden. De jongens ontwikkelen zich in Parijs tot vermaarde miniaturisten. Hun belangrijkste opdrachtgever werd duc Jean de Berry, een spin in het web van de Franse koninklijke familie. In Frankrijk maken zij tenminste twee werken die later wereldberoemd zullen worden: de Belles Heures du Duc de Berry en de Très Riches Heures du Duc de Berry. De duc is 76 als hij in 1416 overlijdt. Ook de drie nog jonge broers sterven in datzelfde jaar, allen waarschijnlijk aan de pest.

Pas in de tweede helft van de 20e eeuw wordt ontdekt dat deze drie in Nijmegen geboren en getogen jongens van Lymborch de miniaturisten van de zojuist genoemde getijdenboeken zijn. Hun werken zijn van onvoorstelbare waarde en worden in een kluis in New York en Chantilly nabij Parijs bewaard. Een aantal van hun afbeeldingen wordt eindeloos gedrukt en verspreid; onder andere hun unieke kalenderbladen betekenden een keerpunt in de kunsten. In Nijmegen is een Gebroeders van Lymborch Huis op de plek waar de familie eertijds heeft gewoond.

Gebroeders van Lymborch uit het boek Tres Riches Heures du Duc du Berry: processie Heilige Gregorius.
(Openingsafbeelding is een fragment hieruit.)

De Gregoriusprocessie

In de Belles Heures du Duc de Berry zijn vier miniaturen te vinden die vertellen over paus Gregorius I en de pest-processie. Het zijn de folia 73r, 73v (pag. 20), 74r en 74v. Daaruit blijkt al hoe populair dit verhaal was in een tijd die regelmatig werd geteisterd door de pest. Ook andere schilders hebben de Gregoriusprocessie afgebeeld zoals Jacopo Zucchi en Giovanni di Paolo di Grazia. Het verhaal over de Gregoriusprocessie is overigens al te vinden bij Gregorius van Tours (538-594) in zijn geschiedenis van de Franken. Daarin wordt zelfs al verwezen naar de Santa Maria Maggiore. Ook het Liber Epilogorum (c. 1236) vertelt erover.

In het verhaal van deze bidprocessie in de Legenda Aurea overheersen voor het eerst twee thema’s: de bidprocessie beoogt Gods heil over de mensen af te roepen, gericht op het verdrijven van de pest. Het tweede nieuwe thema betreft de wonderlijke bovennatuurlijke kracht van de Maria icoon, zoals te lezen in de Legenda Aurea:

            ‘En zie, heel die giftige troebelheid van de lucht week voor de beeltenis, alsof ze voor het portret op de vlucht sloeg en de aanwezigheid ervan niet kon verdragen. En zo bleef er na de komst van de beeltenis een wonderlijk heldere hemel en zuivere lucht achter.’

Vervolgens wordt deze bijzondere gebeurtenis nog bevestigd door een speciale handeling:

            ‘Toen zag Gregorius boven de burcht van Crescentius een engel van de Heer, die zijn met bloed besmeurde zwaard schoonveegde en het terug stak in de schede. (vgl. 1 Kron 21,27). Gregorius begreep hieruit dat de pest was opgehouden en zo was het ook.’

Later in de Middeleeuwen werd dit ‘beproefde middel’ vele malen tijdens epidemieën toegepast.

Paus Pius II (1405-1464) liet zelfs op de plaats waar de aartsengel zou zijn verschenen, een kapel bouwen. Later was het paus Paulus III (1468-1549) die een marmeren beeld liet maken van de aartsengel Michael, als herinnering aan de strijd tegen de pest en het visioen van paus Gregorius I. Het origineel was van de hand van Raffaello da Montelupo, maar werd in 1752 vervangen door een versie in het brons, gemaakt door de Vlaamse Pieter Verschaffelt.

Detail Gregoriusprocessie

Ook de gebroeders kenden dit verhaal uit hun jeugd en gaven daar volgens de beste middeleeuwse tradities een eigen draai aan. Zij hadden de levensgrote Maria icoon nooit gezien. Dat zij de priester in rode koorkap een meer handzaam exemplaar meegaven, is begrijpelijk en voor ons een motief om daarin de gebroeders te volgen bij de opnieuw te maken icoon. Op de achtergrond van de processie zijn gebouwen van Rome herkenbaar. Op de een of ander manier hadden de gebroeders informatie over Rome verworven, wat in een wereldstad als Parijs en binnen de sfeer van het Franse Hof niet ondenkbaar is. Zij maakten op basis van hun informatie een fantasierijke plattegrond van Rome waarop diverse gebouwen en plaatsen herkenbaar zijn (op folium 141v).

‘The making of ‘ de Maria icoon

Na een plezierig bezoek aan Ikonenatelier Rafaël kwamen we tot de afspraak dat dit atelier de Maria Salus Populi op het formaat van de Gregoriusprocessie ging maken: 31 bij 43 cm. Charles van Stichting Vlegel maakte op aanwijzingen van het atelier het houten frame om de icoon op uit te voeren. Daarna begon het indrukwekkende proces van de totstandkoming van een icoon. Daar gingen vele weken overheen.

De gezaagde onderdelen werden met lijm en lamello’s in elkaar gezet om daarna in lijmtangen te drogen. Dan volgt het schuren.

Het atelier is begonnen: drie lijmlagen waarin een doek wordt aangebracht, daarna zeven krijt- en lijmlagen.

De basistekening

Hett beschilderen gaat in meerdere lagen.

De afbeelding is bijna klaar. Nog wat kleurproefjes voor de afwerking van achtergrond en lijst.

De icoon is zover klaar. Nu nog twee maanden drogen om daarna met olie af te werken.

Verder lezen

  • Hendriks, Hubert C.W.; De Gregoriusprocessie en de Reliekschrijn van de Heilige Petrus bij de Gebroeders van Limburg; Nijmegen 2014
  • Huijgen, Arnold; Maria, icoon van genade; Utrecht 2021
  • Noreen, Kirsten; Salus populi: Icons and the Protection of the People; Journal of Icon Studies 3, 2020
  • Voragine, Jacobus de; Legenda Aurea, Levens van de heiligen; Amsterdam: Boom, 2022

De rijk geïllustreerde uitgave, voorzien van volledige literatuurlijst, is op te vragen bij de auteur.

Auteur

  • Hubert Hendriks

    Theoloog. Werkte als docent bedrijfsethiek en begon een eigen bedrijf in cultuurmanagement. Zijn culturele en sociaaleconomische belangstelling inspireerde hem tot diverse publicaties, o.a. over de Gebroeders van Lymborch.

    Bekijk Berichten

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.