Een verhelderend gesprek over de ziel en de verrijzenis

In Over de ziel en de verrijzenis gaat Gregorius van Nyssa in gesprek met zijn zus Macrina over wat de ziel en de verrijzenis nu precies behelzen. Leo van Leijsen bespreekt dit boek en er vallen hem een paar dingen op, zoals dat er nergens sprake is van verdoemenis en dat de zus zich gedraagt als een ware kerkmoeder.

Gregorius van Nyssa (ca. 335-na 394) behoort met zijn broer Basilius de Grote en vriend Gregorius van Nazianze tot het gezelschap van de Cappadocische kerkvaders. In Over de ziel en de verrijzenis gaat de oosterse kerkvader in gesprek met zijn zus Macrina (324-379) wanneer zij op haar sterfbed ligt. In de inleiding gaat theoloog en classicus Piet Hein Hupsch in op de aard van de dialoog; op diverse aspecten ervan zoals de literaire vorm, de context, de opbouw, de argumentatietechniek en de voornaamste thema’s die aan bod komen. De inleiding heeft ook een biografisch portret van Gregorius van Nyssa, noemt de voorgangers en navolgers van Gregorius waar het gaat om de ziel en de verrijzenis en spreekt over de originele Griekse tekst waarin het werk is geschreven. De tekst van Gregorius van Nyssa die dan volgt in Nederlandse vertaling bestaat uit een inleiding van de kerkvader zelf en zes delen, die elk zijn voorzien van een korte inleiding door Hubsch. Helemaal aan het einde is een register van Bijbelcitaten uit de tekst opgenomen. In het boek wordt veelvuldig uit de Bijbel geciteerd of ernaar verwezen.

Het boek begint ermee dat Macrina haar broer Gregorius troost die verdriet heeft over het naderende einde van zijn zus. De achtereenvolgende vijf delen gaan dan over de ziel, het zesde en laatste deel over de verrijzenis. De eerste twee delen handelen over de ziel vóór de dood. Allereerst wordt de ziel gezien als een onstoffelijke, geschapen substantie, met intellect begiftigd die vanuit zichzelf levenskracht in het lichaam brengt. Vervolgens vraagt Gregorius zich af of de passies waarmee een mens behept is tot de eigen aard van de ziel behoren. Het antwoord van Macrina is dat de Bijbel gebiedt dat niets karakteristiek is voor de ziel dat niet ook eigen is aan de goddelijke natuur. De passies behoren niet tot het wezenlijke van de ziel; ze parasiteren erop. De delen drie en vier gaan over de ziel na de dood. Het vijfde deel handelt over de verwerping van het idee van de reïncarnatie van de ziel. De heidense leer van de zielsverhuizing, voorgesteld als tussen mensen, maar ook tussen mensen en dieren en planten wordt hier afgewezen. In het laatste deel heeft Van Nyssa het over de opstanding. Er zijn mensen die de opstanding loochenen. Op grond van wat gezegd is over de ziel in de voorafgaande vijf delen wordt de opstanding als de omvorming van de individuele mens tot onvergankelijkheid besproken. De opstanding is de terugkeer en het herstel naar de oorspronkelijke staat van de menselijke natuur, die van onvergankelijkheid en heerlijkheid als het evenbeeld van God. Opmerkelijk is in heel Gregorius’ betoog dat er geen sprake is van verdoemenis. Ook de notoire zondaar valt na een zuivering de verrijzenis ten deel.

Er zijn enkele opvallende zaken in de dialoog tussen Gregorius en Macrina. Gregorius speelt binnen de opzet van de dialoog de opponent van geloofspunten als de ziel en de verrijzenis. Er wordt bij vermeld dat Gregorius die zaken op zich niet zou ontkennen; het is alleen dat zijn ‘kritiek’ de dialoog verheldert. Macrina is degene die het geloof als het ware verdedigt. Vaak grijpt ze terug op de Bijbel. Zij wordt door Gregorius als de lerares genoemd. Het is opmerkelijk hoe Macrina in heel de dialoog zich als een ware theoloog gedraagt. Ze is daarmee een soort kerkmoeder.

‘Over de ziel en de verrijzenis’ is een boeiende tekst die ons laat kennismaken met hoe bepaalde mensen in de Oude Kerk over centrale geloofspunten dachten. Het mag voor wie wil een uitnodiging zijn om zelf na te denken over wat ziel en verrijzenis voor ons kunnen betekenen.

Gregorius van Nyssa, Over de ziel en de verrijzenis. Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Piet Hein Hupsch. Met een voorwoord van prof. Paul van Geest.

Uitgeverij Damon, € 19,90.

Auteur

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.