Aalmoezenier in het leger: thermometer in de eenheid én moreel kompas.

Op het symposium over Trauma & Healing sprak aalmoezenier Sanneke Brouwers over haar werk in het leger. Zij ervaart dat militairen niet alleen met fysieke en mentale trauma’s terugkeren van een missie, ook moreel kunnen zij gewond raken. Een kijkje in het bestaan van een geestelijk verzorger in het leger is niet alleen zinvol, maar ook buitengewoon boeiend en fascinerend. In haar lezing vertelde Sanneke over haar werk, de positie van geestelijk verzorger in het leger en hoe het werk haar inspireerde tot een diepgravend onderzoek naar morele nood (moral distress) onder militairen.

Sanneke Brouwers had nooit verwacht dat ze met haar theologie-opleiding bij de krijgsmacht terecht zou komen: ‘Ik ben daar bij toeval ingerold, maar ik vind het na zestien jaar nog steeds een interessante omgeving waar ik als geestelijk verzorger mooi en belangrijk werk kan doen. Want militair zijn doet iets met mensen en betekent iets voor ze. Ik herinner me nog goed hoe ik zelf moest wennen aan het dragen van het uniform en de militaire omgangsvormen. De militaire opleiding die ik verplicht was te volgen, heeft mij nieuwe dingen geleerd, ook over mezelf. Bijvoorbeeld dat ik me kan overgeven aan de omstandigheden en fysiek meer aankan dan ik dacht. Dat het geen zin heeft om lang te discussiëren over hoe een tent moet worden opgezet, maar dat je het gewoon moet doen: uitvoeren, mars. Ook zag ik in de groep wat er gebeurde als iemand de leiding kreeg en de baas mocht spelen over de rest. Of praktisch: wat doe je als de helft van de slaapzakken nat is geworden en je een koude nacht in gaat? In de krijgsmacht leer je: één is geen, je bent als groep van elkaar afhankelijk en je moet wat voor elkaar over hebben. Waar leer je dat nog tegenwoordig? Ik leerde dus een beetje hoe het voelt om militair te zijn.

Tijdens mijn eerste plaatsing werkte ik op Oirschot waar soldaten hun militaire opleiding krijgen. Ook voor hen was de overgang van burger naar militair indrukwekkend. En dan vooral de vraag: hoe blijf je jezelf? Op de kazerne Oirschot gingen veel militairen in die tijd naar Afghanistan. Als geestelijk verzorger draaide ik mee in de zorgcyclus rondom uitzending. Dat betekent onder andere dat militairen na de missie en voor de thuiskomst, twee dagen naar Kreta gaan. Daar kunnen ze in een groepsgesprek samen de missie afsluiten en de overgang maken van militair naar burger, van oorlogsgebied naar vredesgebied. Drie maanden na thuiskomst en weer terug op de kazerne, volgt een terugkeergesprek. Daarin wordt geëvalueerd of iemand goed is teruggekomen. Het viel mij op dat in de zorgcyclus gedrag centraal staat, maar dat geen aandacht is voor de morele component. Ik dacht dat het goed zou zijn als militairen ook een soort morele debriefing zouden krijgen om te schakelen tussen de waarden die voor een militair in oorlogsgebied belangrijk zijn en de waarden die in het dagelijks leven thuis van belang zijn.

Morele ambivalentie

Tijdens mijn volgende plaatsing ging ik met de luchtverdediging mee op uitzending naar Turkije. Nederland stond daar met Patriot luchtverdedigingssysteem aan de grens met Syrië op basis van artikel 5 (de afspraak binnen de NAVO dat een aanval op één een aanval op allen is): Turkije was bang voor een aanval door Assad en vroeg steun bij de NAVO. Waar je in het dagelijks leven continu schakelt tussen omgeving en mensen, bestaat er tijdens uitzending maar één leefwereld. Ik ervaarde dat de wereld niet alleen fysiek steeds kleiner werd, maar dat hetzelfde gold voor de gedachtewereld van mensen. Dat is vanwege de focus op de missie niet vreemd en misschien zelfs nodig. Maar ik probeerde tijdens de bezinningsdiensten het venster op de wereld te vergroten of in gesprekken andere leefgebieden aan te boren: hoe is het thuis? Heb je nog wat gelezen/ gezien? Wat gebeurt er in het nieuws? Nu werk ik vanuit het Nederlands Veteraneninstituut en spreek veteranen van diverse missies, maar ook met verschillende belevingen. Sommigen zijn trots op hun inzet, dragen de veteranenidentiteit uit en hebben het liefst over niks anders. Anderen zijn beschadigd teruggekomen en kunnen niet meer aan het maatschappelijk leven deelnemen. In de verhalen van veteranen zit veel morele ambivalentie, waar ze de rest van hun leven mee kunnen worstelen. Soms hadden ze hoge verwachtingen van een uitzending, maar werden geconfronteerd met machteloosheid en menselijk leed. Bij sommigen kunnen gevoelens van schuld en schaamte een bepalende rol spelen en dat kan ervoor zorgen dat iemand zich afzondert en geen contacten meer durft aan te gaan. Of iemand hanteert gevoelens van falen met agressief of destructief gedrag door slecht voor zichzelf te zorgen. Gelukkig is in Nederland via de Veteranenwet goede zorg geregeld. Tenminste als veteranen die zorg zoeken, want dat is soms een probleem. Daarnaast hoor ik dat veteranen het belangrijk vinden erkend te worden voor hun inzet. Zij worden immers namens de samenleving uitgezonden. Om die reden is er jaarlijks de Veteranendag.

Vrijplaats

Het fundament van geestelijke verzorging in de krijgsmacht is de scheiding van kerk en staat.  Deze waarborgt onze onafhankelijke positie. De staat mag zich niet bemoeien met het geloofsleven en het geweten van de militair. Evenmin mag de kerk zich mengen in politieke zaken. Als geestelijk verzorger werk ik precies op dat snijvlak en krijg alle ruimte om met militairen en veteranen in gesprek te gaan. Ik hoef daarover geen verantwoording af te leggen in de militaire lijn. Want de bisschop van het militair ordinariaat (legerbisdom) is mijn baas en niet de minister van Defensie. Deze onafhankelijke positie houdt in dat wat iemand ons toevertrouwt, niet met iemand anders wordt gedeeld. Dit noemen we het ambtsgeheim of de vrijplaats. Dat betekent dat geestelijk verzorgers geen verslag maken en ook binnen de militaire lijn nooit rapporteren over wat iemand heeft besproken. Het is belangrijk om in een organisatie waarin werken, slapen en leven samenvallen, een ventiel te hebben waar mensen alles kunnen delen zonder dat het consequenties heeft. Zeker tijdens uitzending waarbij mensen lange tijd alleen onder collega’s zijn, kan het belangrijk zijn om een gesprekspartner te hebben die geen deel uitmaakt van het militaire systeem.

Hoewel we dus geen militair zijn, dragen we als aalmoezenier wel het uniform en zijn zo veel mogelijk aanwezig op de werkvloer en tijdens een inzet. We noemen dat nuldelijns aanwezig en dat betekent dat geestelijk verzorgers rechtstreeks aanspreekbaar zijn zonder tussenkomst van een commandant of militair arts. De diensten geestelijke verzorging bij defensie bestaan uit zeven denominaties: protestant, katholiek, humanistisch, joods, hindoeïstisch, islamitisch en boeddhistisch en er zijn gesprekken gaande over uitbreiding met de oosters-orthodoxe denominatie.

Thermometer in de eenheid

Omdat we niet in de militaire hiërarchie staan, kunnen geestelijk verzorgers met iedereen spreken. Rangen spelen daarbij geen rol. Dat betekent dat we veel horen en zien en soms ook signalen kunnen oppakken. Dit kan belangrijk zijn voor een commandant. Zo hebben geestelijk verzorgers de functie van een thermometer in de eenheid.

En uiteraard hebben geestelijk verzorgers een rol in het voorgaan tijdens een bezinningsbijeenkomst of religieuze viering. Wanneer een geestelijk verzorger met een eenheid op uitzending is, zal hij/ zij proberen hier zo veel mogelijk mensen bij aan te spreken, dan kan de denominatie op de achtergrond staan. Ook militairen die normaal niet in de kerk komen, vinden het prettig om tijdens uitzending een bezinningsmoment bij te wonen. Behalve bij bezinningsdiensten tijdens uitzending, gaan geestelijk verzorgers voor tijdens (doden)herdenkingen, uitvaarten en plechtigheden, momenten als Kerst of Bevrijdingsdag, of ze houden een woordje tijdens bijvoorbeeld een Veteranendag.

Aalmoezenier Sanneke Brouwers (3e van rechts) tijdens de jaarlijkse Indië herdenking, bij het Nationaal Indië monument in het Nationaal Herdenkingspark in Roermond.  @Pim Ermers.

Pastorale gesprekken vormen een belangrijk onderdeel van ons werk. Op dit moment werk ik als aalmoezenier vanuit het Nederlands Veteraneninstituut met veteranen die de dienst hebben verlaten; zij zijn geen militair meer. Zij lopen na een missie of na diensttijd soms vast in het leven. Hebben moeite om te schakelen van het militaire leven naar een burgerrol. Of hebben last van dingen die ze tijdens de uitzending hebben meegemaakt. Dingen die ze hebben gedaan, maar veel vaker wat ze niet hebben kunnen doen. Dit leidt tot vragen over de betekenis van een missie, gevoelens van machteloosheid, schuld of schaamte. Sommige veteranen houden aan hun uitzending mentale klachten over zoals PTSS.

Geestelijk verzorgers hebben daarnaast ook een rol in de morele vorming van militairen. Vanwege de onafhankelijk positie zien deze lessen er net wat anders uit dan de ethieklessen op de militaire opleidingen. Daar gaat het over instructies, protocollen en conventies waar militairen zich aan dienen te houden. Wat het militaire beroep complex maakt, is de spanning tussen wat je wordt opgedragen en het eigen morele kompas. Bij morele vorming gaat het over vragen als: wat motiveert jou om militair te zijn? Waar val je op terug onder moeilijke omstandigheden? Geestelijk verzorgers kijken naar ‘de mens achter de militair’. Morele vorming is dus meer persoonsvorming en hoe je als mens integer en heel kunt blijven in het militaire werk.

Morele nood bij veteranen

De morele ambivalenties, die de ervaring van veteranen kenmerken, verdienen de aandacht. Ik wilde hier graag meer over weten en besloot dat uit te diepen middels een promotieonderzoek, dat ik verwacht dit jaar af te ronden. Het doel van mijn onderzoek is: Meer inzicht krijgen in de morele ambiguïteit van het militaire beroep door het cognitief en affectief in kaart brengen van ervaringen die veteranen zelf beschrijven en waarderen vanuit hun professionele rol in de organisatie.

Militairen kunnen fysiek en/of mentaal gewond van uitzending terugkomen en dat kan leiden tot traumatische klachten. Daarnaast wordt in de veteranenzorg algemeen herkend dat militairen ook moreel gewond kunnen raken tijdens een missie. In mijn onderzoek worden de ervaringen die militairen als moreel belastend ervaren, beschreven met de term moral distress (morele nood), een pijnlijk gevoel dat ontstaat in een situatie waarbij iemand weet wat het juiste is om te doen, maar ervan wordt weerhouden overeenkomstig te handelen.

Morele nood kan een morele verwonding worden wanneer de impact op iemand ontwrichtend is. Dan spreken we van moral injury. Zo´n morele verwonding heeft grote impact op de gezondheid en het leven van mensen. Iemand kan beschadigd raken door dingen die hij/ zij heeft gedaan, nagelaten of gezien, die ingaan tegen de persoonlijke waarden.

De soldaat heeft een bevel op te volgen, maar zou zich liever om de kinderen bekommeren. @ANP: Evert-Jan Daniëls

Iedereen krijgt in het dagelijks leven te maken met morele uitdagingen die belastend kunnen zijn, maar meestal geen schade veroorzaken. Bij moral injury, iets dat in de praktijk minder voorkomt, zijn de gevolgen zo groot zijn dat iemand klachten ervaart die gedeeltelijk lijken op die van PTSS. Het is daarom niet altijd makkelijk om PTSS en moral injury van elkaar te scheiden. Soms blijkt moral injury een belemmerede factor om PTTS succesvol te behandelen. Het is daarom belangrijk meer onderzoek te doen naar de morele component van trauma klachten.

De militaire rol

De overgang van burger naar militair is een roltransitie die invloed heeft op de identiteit. Aan het toetreden tot de militaire rol gaat een intensieve opleiding vooraf, waarin niet alleen vaardigheden worden getraind, maar ook aan groepsvorming wordt gedaan en er een initiatie plaatsvindt die de roltransitie markeert, denk daarbij aan een eindoefening of baretuitreiking.

De militaire rol heeft een sterke verwachtingskant en biedt weinig ruimte voor individuele invulling. De krijgsmacht is een politiek instrument, gekenmerkt door een hiërarchische organisatiestructuur, waarbij macht en gezag een belangrijke rol spelen. Dat betekent dat militairen binnen de operationele setting niet kunnen handelen volgens hun eigen moreel kompas, maar moeten doen wat hen vanuit de militaire lijn wordt opgedragen. Dit kan leiden tot een conflict tussen de persoonlijke en de militaire rol en het moge duidelijk zijn dat beide rollen een ander waardensysteem hebben.

Rituelen zijn belangrijk voor veteranen.

Zelfconstitutie

Voor veel militairen is hun werk niet zomaar een baan maar maakt het deel uit van de identiteit. Volgens de Zelfconstitutietheorie van de Amerikaanse filosofe Christine Korsgaard bouw je identiteit op door te handelen. In onze handelingen die we ondernemen of nalaten, drukken we uit wat we belangrijk vinden en op die manier bouwen we ons zelfbeeld op. Veel militairen ontlenen zelfvertrouwen aan hun militaire rol. Tijdens de opleiding en training ervaart een militair meer te kunnen dan gedacht. Ook wordt het idee gevoed van de krijgsmacht als ingroup, waarbij je van elkaar afhankelijk bent. Het is dus ook een groepsidentiteit. Dat is belangrijk voor de inzet, maar daar kan ook een probleem ontstaan na dienstverlating, wanneer de oud-militair als burger weer zelf de identiteit moet invullen.

De handelingen die iemand doet of nalaat maken deel uit van de identiteit. Dat geldt dus ook voor handelingen van militairen tijdens missie, waarbij ze te maken krijgen met morele ambivalenties. Militairen werken in situaties van oorlog en conflict of zijn getuigen van schendingen van de menselijke waardigheid. In deze situaties moeten ze doen wat wordt opgedragen en niet wat ze zelf vinden dat ze zouden moeten doen. Morele nood is voor militairen part of the job, het maakt onderdeel uit van hun professionaliteit. Veteranen die terugkomen van een complexe of gefaalde missie, kunnen als gevolg daarvan worstelen met een beschadigde morele identiteit. Zij kunnen wat zij hebben gedaan niet in overeenstemming brengen met wie zij zijn. De morele nood als gevolg van een rolconflict heeft invloed op de identiteit en kan leiden tot gefaalde zelfconstitutie. Ook daarom is goede begeleiding, voor, tijdens en na de missie belangrijk.

De zelfkonfrontatiemethode als onderzoekstechniek

Om de inhoud en de beleving van morele nood in kaart te brengen, wordt de Zelfkonfrontatiemethode (ZKM) gebruikt, afkomstig uit de narratieve psychologie. Ik leg de methode kort uit om straks de voorbeelden van morele nood beter te kunnen duiden. De ZKM bestaat uit drie fasen.

  1. In de eerste fase vertelt iemand aan de hand van een vragenlijst over zijn of haar ervaring. Deze ervaring wordt zo concreet mogelijk samengevat in een kernzin die de gebeurtenis representeert.
  2. Vervolgens koppelt de veteraan hier 24 gevoelens aan die de beleving weergeeft; het gevoelsakkoord.
  3. Een computerprogramma maakt het mogelijk de ervaringen te vergelijken op inhoudelijk en gevoelsniveau. Op die manier worden de basismotieven blootgelegd die aan ons handelen ten grondslag liggen. Het bespreken hiervan draagt bij aan (morele) zelfreflectie.

De methode gaat daarbij uit van twee universele basismotieven:

  • Het motief om autonoom te zijn, onafhankelijk en jezelf te positioneren. Dat is het Zelf-motief. (Bijvoorbeeld: zeker van mezelf, moedig, strijdlustig, trots.)
  • Het verlangen naar verbondenheid met iets of iemand anders, deel uitmaken van een groter geheel. Dat kan een ander persoon zijn, een groep, maar ook muziek, natuur etc. (denk aan: kameraadschap, ontroering, solidair zijn, verbondenheid): het Ander-motief.

Aan de gevoelens wordt daarna het label negatief of positief gehecht, en zo krijgen de basismotieven een positieve of een negatieve lading. Het ethisch model van de Franse filosoof Ricoeur helpt vervolgens de ervaringen van morele nood te categoriseren op drie niveaus. Namelijk: ligt de spanning op het niveau van eigen handelen, in de relatie met de nabije ander. Of ligt die op het derde niveau, ten aanzien de anonieme ander, waaronder de samenleving of de organisatie als defensie.

In het kader van mijn onderzoek heb ik gesproken met 25 actieve en post-actieve veteranen van verschillende missies, leeftijden, met verschillende functies en rangen. Daarbij is eerst gekeken naar de zinnen met de meeste negatieve affecties. Vervolgens is de vraag gesteld of deze ervaringen zich kenmerken als ervaring van morele nood en of deze het gevolg is van een rolconflict. Daarna zijn de rolconflicten verdeeld in drie groepen: Het eerste rolconflict gaat over spanning tussen de militaire en de persoonlijke rol. Het tweede over de militair als helper – dader – slachtoffer. Hierin is het Zelf-motief herkenbaar. Het Ander-motief is te vinden in de rol van kameraad – bondgenoot – overlever (survivor).

Ten slotte wil ik drie casussen met u delen.

Casus 1: de militair als dader

Ellen houdt zich bezig met de weersvoorspelling en bekijkt luchtbeelden, voorafgaand aan bombardementen. Op deze beelden ziet ze ook burgers, kinderen en dieren. Ze voelt zich schuldig over de slachtoffers die mogelijk vallen door Nederlandse bommen. De vliegers schelden haar uit als ze slecht weer voorspelt en ze niet kunnen vliegen en dat maakt dat Ellen  zich onveilig voelt in de groep. Onder deze groepsdruk laat ze zich overhalen haar naam op een bom te schrijven. Achteraf schaamt ze zich hier voor. Dit is niet wie ze wil zijn. 

Casus 2: de militair als helper – dader – slachtoffer (Zelfmotief)

Stanley maakt mee hoe zijn buddy wordt geraakt tijdens een vuurgevecht. Het lukt hem deze collega in veiligheid te brengen. Een officier zegt tegen Stanley dat hij het incident niet goed heeft waargenomen en wil dat hij anders rapporteert. Stanley weigert dit en blijft bij zijn eigen waarneming. Vanwege zijn optreden krijgt Stanley een dapperheidsonderscheiding, maar als hij deze krijgt uitgereikt is hij niet blij, want zijn buddy is wel zijn benen kwijt.

Casus 3: kameraad – bondgenoot – overlever (Ander motief)

Dany heeft hoge verwachtingen van de uitzending maar vanwege politieke afwegingen mag zijn eenheid niet optreden. Hij voelt zich er niet prettig bij dat ze niet in actie mogen komen. Op een dag moeten ze het veld in om hulp te bieden aan een ander peloton dat vast is komen te staan en ze zijn gedwongen onderweg ergens te overnachten. Danny vindt de plek waar ze staan gevaarlijk en wil dat ze extra wacht draaien. De groep vindt dat onzin en zegt dat hij vaak te bang is. Maar Danny blijkt gelijk te hebben: ze worden aangevallen. De collega op wacht is niet alert, maar een andere collega gelukkig wel. Wat Danny dwars blijft zitten is niet de gevaarlijke aanval, maar het feit dat de groep hem niet serieus nam. Wanneer de hele club weer in veiligheid is, zijn ze toch wel opgelucht en omhelzen elkaar.

Aan de hand van de voorbeelden heb ik ook een aantal rolstrategieën geanalyseerd. Dat zijn de voorbeelden van ervaringen van morele nood waar veteranen juist positieve emoties aan hebben toegekend. Daarin vielen twee dingen op.

Allereerst, ervaringen waarbij militairen meer ruimte hadden om hun eigen handelen te kiezen worden positiever beoordeeld. Ook wanneer er nog steeds sprake is van een moreel belastende gebeurtenis. Soms betekent dit zelfs een order niet opvolgen. Het gehoorzamen van een bevel waar de militair niet achter staat of twijfels over heeft, zorgt voor meer negatieve gevoelens. Deze rolstrategie leunt op het Zelf-motief. Een voorbeeld is een militair die weigerde om een helm en scherfvest te dragen na een aanval van binnenuit tijdens een militaire training van lokale mensen. Hoewel het een bevel was en er sprake was van een spannende situatie is, koos de militair voor de meer onveilige optie omdat hij aan zijn partners in het land van uitzending, wilde laten zien dat hij hen vertrouwt. Hier had hij immers al die tijd in geïnvesteerd. Aan deze daad ontleende de militair positieve gevoelens; hij koos zijn eigen handelingsperspectief.

En verder is vooral ook erkenning belangrijk voor militairen om om te gaan met pijnlijke uitzendervaring en een geschonden identiteit als gevolg daarvan.

Erkenning gaat over de sociale identiteit, zo stelt de Duitse filosoof Honneth. We hebben anderen nodig om onze identiteit te bevestigen. Erkenning helpt militairen om ingewikkelde of moeilijke uitzendervaring te verwerken. In de voorbeelden zien we dat ze het niet nodig vinden dat deze ook gewaardeerd wordt. Mensen mogen kritiek hebben op de missie, maar men moet wel achter de militair blijven staan, ook wanneer een missie complex is of faalt. Het is terecht dat militairen deze erkenning verlangen omdat ze namens de samenleving opereren. Het werken aan vrede en veiligheid mogen we niet overlaten aan een kleine groep professionals, het gaat ons allemaal aan.

Sanneke Brouwers tijdens haar lezing bij het symposium over Trauma & Healing. @Vincent van Buuren

Waar niet anders vermeld, zijn de afbeeldingen afkomstig uit de lezing van Sanneke Brouwers.

Auteur

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.