Trauma en het helende potentieel van aanbidding

In de oosters-orthodoxe kerk komt het begrip trauma nauwelijks voor. Toch meent theoloog Petre Maican dat er binnen de theologie wel degelijk opvattingen zijn over trauma. Hij onderzoekt de inzichten van de orthodoxe theoloog Pavel Florenskij en vergelijkt die met de opvattingen van de protestantse theologe Shelly Rambo. Een theologische reflectie op het begrip trauma.

Trauma is een van die woorden die vrijwel voortdurend om ons heen zijn. We horen het op het nieuws, sociale media geven ons advies over hoe om te gaan met de trauma’s in ons leven en soms worden we geconfronteerd met de trauma’s van mensen om ons heen: een moeilijke jeugd, een giftige werkomgeving, ziektes of de uitdaging om de juiste partner te vinden.

Als het begrip trauma in de oosters-orthodoxe kerk ter sprake komt, is dat meestal door een medicus die zijn of haar kennis inzet voor de gemeenschap. De redenen hiervoor zijn velerlei. Een daarvan is de opvatting dat geneeskunde en theologie verschillend zijn en dat hun expertisegebieden elkaar niet overlappen. Het is niet mijn bedoeling om deze aanname in twijfel te trekken. Ik denk alleen dat er hiernaast ook nog ruimte is voor een theologische reflectie op trauma, en dan vooral vanuit een oosters-orthodox perspectief.

Aan de hand van de theologie van Pavel Florenskij wil ik aantonen dat trauma ontstaat wanneer de kloof tussen concept en werkelijkheid te groot is en het intellect – het spirituele deel van ons wezen – er niet in slaagt deze kloof te overbruggen. Omdat aanbidding ons intellect in beweging kan zetten, is praten over trauma niet genoeg. Het is nodig en noodzakelijk om deel te nemen aan cultische activiteiten die de wereld omvormen tot een spirituele werkelijkheid. In drie stappen wil ik dit argument verder uitwerken. Ik begin met een kort overzicht van het begrip trauma, vervolgens zal ik Florenskij’s antropologische visie en de plaats van trauma daarin bespreken, en tot slot zal ik de relevantie van Florenskij’s positie benadrukken door hem in dialoog te brengen met de ‘theologie van trauma’ ontwikkeld door de protestantse theoloog Shelly Rambo.  

Trauma

Er heerst grote verwarring rond het begrip trauma. We herkennen misschien wel wanneer er sprake is van trauma, maar het is lastig om het begrip precies te omschrijven. De psychiatrie heeft haar eigen definitie, de psychoanalyse ook en binnen culturele studies is er weer een andere definitie. Er lijkt enige overeenstemming te zijn over het uitgangspunt dat trauma verwijst naar een wond, fysiek of psychisch. Soms staan deze soorten trauma’s los van elkaar – een been breken tijdens het voetballen is iets anders dan een standje krijgen van een ouder waar je vrienden bij zijn. Soms komen ze echter samen voor, zoals bij lichamelijke mishandeling. De discussie gaat met name over deze laatste categorie, die van de psychische wonden.

Sommige onderzoekers hebben geprobeerd om orde te scheppen in al deze debatten door een tweeledige taxonomie te gebruiken: de klinische en de culturele. Voor medici is trauma een objectieve ervaring, een puur extern incident: het slachtoffer heeft de herinnering daaraan opgeslagen en die veroorzaakt een onbedwingbare angst. Binnen culturele studies is trauma een subjectieve ervaring, een bedreiging die door ons lichaam wordt geregistreerd en opgenomen. De herinnering aan het trauma is twijfelachtig; het moet worden teruggevonden door middel van een grondige (hermeneutische) interpretatie, in plaats van een positieve/wetenschappelijke verklaring.

Wat Florenskij in deze discussie inbrengt, is de opvatting dat trauma een pijnlijke ervaring is als gevolg van een kloof tussen concept en werkelijkheid.

De theologie van Florenskij

Pavel Florenskij is waarschijnlijk een van de meest onderschatte oosters-orthodoxe theologen. Zijn inzichten in theologische onderwerpen hebben zelden de aandacht gekregen die ze verdienden, zeker in vergelijking met zijn bekendere vriend en tijdgenoot, Sergij Boelgakov. Florenskij was meer dan een intellectueel, hij was een genie die over uiteenlopende onderwerpen schreef als: fysica, logica, filosofie, theologie, wiskunde en elektriciteit. Zijn meest bekende werk is De pilaar en de grond van de waarheid, maar vandaag wil ik me baseren op een ander werk, getiteld De filosofie van de cultus.

In dit werk definieert Florenskij de mens als homo liturgicus. Daarmee verwijst hij niet alleen naar de liturgische diensten van de kerk, maar breder naar de relatie van de mens met de wereld. Zo gaat het bij de daad van aanbidding om de activiteit van het transformeren van de wereld tot een plaats waar betekenis en werkelijkheid samenkomen in God. Of anders gezegd, de daad van aanbidding transformeert de fysieke wereld op zo’n manier dat deze transparant wordt voor de geest van God.

Pavel Florenskij in 1937

Om dit doel te bereiken staan de mens twee soorten instrumenten ter beschikking: technische (de zogenaamde machines) en concepten of ideeën. Technische instrumenten zoals hamers helpen mensen om de wereld te veranderen, maar ze kunnen van geen enkel nut zijn zonder een plan of een conceptuele visie. Ik kan een hamer gebruiken om een noot te breken en de inhoud ervan op te eten of ik kan een hamer gebruiken om een spijker in de muur te slaan en de noot met een touwtje aan die spijker te hangen. Het hangt allemaal af van wat ik wil doen op een conceptueel niveau;  ofwel, de betekenis achter het gebruik van het gereedschap hangt nauw samen met wat ik ermee wil doen.

Tegenwoordig kan het idee dat door machines wordt belichaamd zowel religieus als seculier zijn. Florenskij beweert echter dat aan het begin der tijden alle instrumenten werden gebruikt met een religieus doel voor ogen. De Egyptische piramides of de Griekse tempels werden bijvoorbeeld niet gebouwd om de vaardigheden van de schilders, beeldhouwers en architecten te tonen, maar om mensen met de goden te verbinden. Het gebouw zelf, de tempel of piramide, werd de ontmoetingsplaats tussen geest en materie. 

Volgens Florenskij speelt bij het samengaan tussen concept, realiteit en het spirituele in de mens de nous of het intellect een rol, en wel die van het bewaren van de eenheid van het zelfbewustzijn. Deze opvatting over het intellect komt voor bij een groot aantal vroeg-christelijke auteurs. Het is de levensadem die God over het hoopje stof blies waaruit hij de eerste mens boetseerde, het is het element dat hen in staat stelt om op God te lijken en, nog belangrijker, om God te aanschouwen.

Bij Maximus Confessor (580-662) is het intellect het contemplatieve orgaan dat toegang heeft tot de visio Dei en dat de menselijke rede en fysieke zintuigen moet verenigen om die in overeenstemming te brengen met hun oorspronkelijke natuur, zoals bedoeld door God. Maar waar Maximus ervan uitgaat dat het intellect vooral op een egocentrische manier verenigt – de rede en de zintuigen moeten worden weerhouden van hun zondige en niet-natuurlijke beweging – stelt Florenskij dat het intellect de instrumenten die het tot zijn beschikking heeft, inzet om de wereld te vergeestelijken door deze in overeenstemming te brengen met de visio Dei.

Het trauma verschijnt precies wanneer het conceptuele, het spirituele en de fysieke werkelijkheid van elkaar gescheiden zijn, omdat het intellect zijn harmoniserende functie niet meer vervult. Dit gebeurt wanneer het intellect overweldigd wordt door een destructieve ervaring van chaos en verdeeldheid, zoals bijvoorbeeld oorlog. Dan ervaart de mens de wereld als een duistere plek, betekenisloos en vol tegenstellingen. Een dergelijk bestaan is vergelijkbaar met leven in de hel, stelt Florenskij.

Binnen het denkkader van Florenskij kan de splijting van het intellect, veroorzaakt door trauma, geheeld worden door cultische handelingen van transfiguratie. Florenskij benadrukt dat het geen goed idee is om trauma’s te onderdrukken, omdat ze uiteindelijk de ziel en het lichaam zullen uitputten en onze menselijkheid zullen vergiftigen met de emoties die werden teruggedrongen. De optie om tegen het trauma te vechten is ook niet aan te raden omdat we dan uiteindelijk onze menselijkheid uitputten en ontdoen van haar vitaliteit en kracht. De beste optie blijft om ons trauma te integreren in de cultus.

Dit houdt als vanzelfsprekend in het bijwonen van kerkdiensten, maar het kan ook in bredere zin worden opgevat: de wereld op zo’n manier transformeren dat het trauma er automatisch deel van uitmaakt en die vervolgens integreren in een heilige werkelijkheid. Dit gaat verder dan het loslaten van onze emoties en trauma’s binnen de kerkelijke omgeving, of het verhaal van onze trauma’s opnieuw vertellen op een manier die het in overeenstemming brengt met het verhaal van Christus; het gaat eerder over het trauma verheffen tot iets heiligs, iets dat tegelijkertijd uniek en universeel, materieel en spiritueel, goddelijk en menselijk is. Of zoals Florenskij stelt:

‘En hier komt aanbidding, het woord op zichzelf alleen al zet me in vuur en vlam, het transformeert me en geneest mijn ziel. Of het nu woede, boosheid of verveling is, aanbidding neemt alles op zich en transformeert alles, bevredigt emoties tot in de kern. In aanbidding dringen we door tot de essentie van onze rusteloosheid.’

Samenvattend komt trauma voor Florenskij voort uit de chaos die de balans tussen concept en werkelijkheid die het intellect kan bieden, vernietigt. Om dit evenwicht te herstellen moet de mens terugkeren naar de basis: aanbidding, eenvoudigweg omdat hij homo liturgicus is. Deze uitspraak moet niet alleen in de enge zin van het bijwonen van de liturgie worden opgevat, maar ook in de bredere zin van het vergeestelijken van ons trauma door de wereld in God te transformeren.

Shelly Rambo

Om beter te begrijpen hoe deze visie past binnen de theologische opvattingen over trauma, zal ik me nu wenden tot het werk van de protestantse theologe Shelly Rambo. In haar boek Resurrecting Wounds: Living in the Afterlife of Trauma (2017), probeert Rambo een christelijk verslag van trauma te geven dat trauma niet uitwist, maar de langdurige druk ervan op ons leven accepteert. Rambo vindt dat de christelijke theologie trauma maar al te vaak heeft ‘geheeld’ door het te onderdrukken.

Om te wijzen op de impact van trauma’s op iemands leven, bespreekt ze PTSS onder Amerikaanse veteranen aan de hand van een etnografische studie van de bijeenkomsten van Warriors Journey Home (WJH), een vereniging die helpt bij de integratie van veteranen in de maatschappij nadat ze zijn teruggekeerd van het front. Volgens Rambo kan PTSS veroorzaakt en ook in stand gehouden worden door de kloof die bestaat tussen het geïdealiseerde beeld van de soldaat in de Amerikaanse culturele verbeelding, de realiteit van het slagveld en de manier waarop de veteranen thuis worden waargenomen. Aan de ene kant is het beeld van de soldaat dat van een redder, die de logica van de incarnatie volgt. ‘De soldaat die vecht voor de natie, in zijn bereidheid om zijn of haar leven op te offeren, wordt een verlosser. De ontvanger van deze verlossing moet op deze daad van opoffering reageren met dankbaarheid voor de daad die voor hem of haar is verricht. Eén neemt de plaats in van velen, het lijden is niet tevergeefs. Sterker nog, het is zelfs zinvol.’ Aan de andere kant komen de soldaten er zelf niet alleen achter dat het leven aan het front niet heldhaftig is, maar ervaren ze ook dat wanneer ze thuiskomen niemand erover wil horen. Zoals Rambo het zegt: ‘De dynamiek van de terugkeer bestaat uit het navigeren tussen hun privé-ervaringen en de publieke rol die ze geacht worden te belichamen.’

De grootste uitdaging ligt echter niet in de botsing tussen het concept van soldaat en het koude onthaal dat  ze krijgen, maar in de kloof tussen de geïdealiseerde visie van de soldaat en de realiteit van hun taken. In plaats van hoge daden van moed, bevinden de soldaten zich misschien in de positie dat ze de lichaamsdelen van hun kameraden uit de helikopter moeten halen of urenlang moeten luisteren naar het pijnlijke geschreeuw van andere gewonde soldaten. Dit geeft hun het gevoel dat ze hun ziel hebben verloren in de oorlog.

Bij WJH gebruikt men tijdens de bijeenkomsten de taal van de ziel en dat lijkt aan te slaan bij een aantal veteranen. Rambo: ‘Peter, een van de veteranen, ontdekte een taal of, misschien beter gezegd, beeldspraak om een andere fase van zijn genezingsproces te vergemakkelijken. De ziel is het deel dat je niet zelf kunt ontdekken.’

De oplossing voor het hervinden van je ziel is volgens Rambo het gezamenlijk vertellen van de waarheid en daarnaast ook de steun van de gemeenschap. Om met de trauma’s te kunnen leven en ze misschien te helen, moet je erover praten en omringd worden door ondersteunende luisteraars. Praten is helend, of als het niet helend is, dan is het in ieder geval het beste mechanisme om ermee om te gaan.

Rambo vergelijkt een van de sessies bij WJH, waar veteranen samen met burgers die hen steunen in een kring zitten en hun verhalen delen, met het moment waarop de apostelen in de bovenzaal wachtten tot Jezus zijn wonden aan Thomas zou laten zien. Voor haar,

‘Is dit een helende scène wanneer je die leest door de lens van WJH. Het samenkomen is omwille van genezing. Het werk van de terugkeer is gemeenschappelijk. Hier leren de discipelen het werk van het getuigen van onzichtbare wonden. En Jezus wordt degene die hen de weg wijst. Hij onderwijst hen in het werk van genezing. En al doende ontdekken ze wonden waarvan ze niet wisten dat ze die hadden. Alleen door een gemeenschappelijke praktijk van getuigen kunnen ze de terugkeer vergemakkelijken.’

Ik denk dat er hier een aantal opvallende overeenkomsten zijn met Florenskij. Trauma bevindt zich in de kloof tussen het ideaal dat de soldaat geacht wordt te belichamen en de realiteit van het slagveld. De soldaat zou zichzelf moeten opofferen voor een hoger ideaal, maar in plaats daarvan bevindt hij zich in minder dan ideale situaties waarin hij zijn moed niet kan bewijzen, maar het lijden van zijn kameraden moet accepteren. Het is op dat moment dat soldaten hun ziel verliezen, of zoals Florenskij het wil, dat het intellect zijn harmoniserende en verenigende functie niet vervult. De realiteit wordt betekenisloos omdat er geen woorden of concepten zijn, inclusief het concept God, die het kunnen omvatten.

Er is denk ik wel een verschil tussen Rambo en Florenskij. Voor Rambo werkt het vertellen van verhalen helend, voor Florenskij kan het slechts een beperkt effect hebben. Verhalen vertellen maakt misschien deel uit van het menselijk DNA, maar Florenskij zou zeggen dat het vooral om aanbidding gaat. Om echt effectief te zijn moet het vertellen van verhalen worden geïntegreerd in aanbidding, om geheiligd en op die manier geheeld te worden. Of om het vroeg-christelijke adagio te herhalen: ‘Wat niet wordt aangenomen, kan niet worden genezen.’

 Florenskij’s positie lijkt ondersteund te worden door twee andere observaties. De eerste komt van Vincenzo di Nicola, de psychiater en therapeut, die opmerkte dat als woorden inderdaad behulpzaam zouden zijn bij het verwerken van trauma’s, het dan niet logisch zou zijn dat de grootste schrijvers van de twintigste eeuw, zoals Paul Celan, Jean Améry, Tadeusz Borowski en Primo Levi’s, die allemaal de Holocaust hebben meegemaakt, zelfmoord pleegden.

De tweede opmerking is dat de genezing die plaatsvindt bij WHJ, zoals Rambo zelf beschrijft, niet alleen te maken heeft met verhalen vertellen maar ook met het liturgisch ritueel. ’Elke cirkel begint en eindigt met een reinigingsritueel. De begeleider staat voor elk lid van de kring, biedt de gift van witte salie aan en gaat van persoon tot persoon, terwijl iedereen wordt uitgenodigd om het ritueel van het smudgen (reinigen) aan te gaan.’ Dit is iets wat voor een oosters-orthodoxe gelovige nogal lijkt op het offeren van wierook voor enkele belangrijke momenten in de liturgie, zoals het lezen van het evangelie. Rambo vervolgt: ‘De begeleider gaat terug naar het midden van de cirkel en pakt een lange houten stok, houdt hem rechtop en draagt hem naar de leden. Wanneer je de stok ontvangt, neem je een pauze en kijk je in de ogen van elke persoon in de kring, terwijl je de gehele cirkel afgaat; je mag een woord aanbieden, maar je sluit af met het noemen van je naam. Ik ben ‘X’ en ‘Ik ben duidelijk’. Opnieuw kunnen hier parallellen getrokken worden met de liturgische praktijk van de oosters-orthodoxe kerk waar degenen die de eucharistie ontvangen, hun naam aan de priester moeten zeggen voordat ze die daadwerkelijk ontvangen.

Getraumatiseerde soldaten in WO II. ©Ernest Brooks (openingsfoto)

Helen is meer dan praten alleen voor de homo liturgicus

Wat ik in dit artikel wilde doen was een oosters-orthodox perspectief op trauma bieden. Dit perspectief is niet bedoeld om het medische model of wat er tot nu toe theologisch over trauma is geschreven door christenen uit andere tradities in diskrediet te brengen. De bedoeling was om een complementaire en, dat durf ik wel te stellen, holistische visie op trauma naar voren te brengen. In navolging van Florenksy stelde ik dat trauma ontstaat in de kloof tussen concept en werkelijkheid, een kloof die gewoonlijk wordt overbrugd door het intellect – het spirituele deel van ons wezen. Wanneer het intellect deze kloof niet overbrugt, voelt ons wezen zich gespleten, alsof het zijn ziel verliest. Samen met anderen over trauma’s praten kan nuttig zijn, maar als we inderdaad homo liturgicus zijn, zoals Florenskij beweert, is praten niet genoeg. We zullen het intellect opnieuw moeten aanwakkeren door trauma te integreren in iets heiligs, iets dat groter is dan onszelf en onze gemeenschappen. Over de vorm die deze liturgische integratie voor elke persoon afzonderlijk zou moeten aannemen, moet ik nog verder nadenken, maar ik dacht dat het misschien de moeite waard was om op te merken dat dit een van de vele dingen is die de oosters-orthodoxie ter tafel kan brengen in het voortdurende gesprek over trauma. 

Vertaling: Christel Jansen

Verder lezen

  • Victor Bychkov, The Aesthetic Face of Being: Art in the Theology of Pavel Florenskij, (N.Y.: Saint Vladimir Seminary Press, 1997).
  • Florenskij, La filosofia del culto. Saggio di antropodicea ortodossa (Milano: San Paolo, 2016).
  • Vincenzo Di Nicola, ‘Two Trauma Communities: A Philosophical Archaeology of Cultural and Clinical Trauma Theories’, in Trauma and Transcendence, ed. Eric Boynton and Peter Capretto (Fordham University Press, 2020).
  • Shelly Rambo, Resurrecting Wounds: Living in the Aftermath of Trauma (Baylor University Press, 2017).

Auteur

Deze website maakt gebruik van cookies om inzicht te krijgen in websiteverkeer en gebruikers van de website.